Nieuws zal dus zelfs pas nieuws zijn als het uitzonderlijke en/ of onverwachte feiten betreft. Dat morgen de zon opgaat zou zo ongeveer het belangrijkste nieuws van de dag kunnen zijn, alleen gebeurt het niet erg onverwacht. Nieuws wordt het pas als de zon níet opgaat. Dat zou dan vermoedelijk meteen zo ongeveer ‘het laatste nieuws’ zijn.
Maarten van Rossem schreef laatst in zijn eigen blad Maarten! in een artikel over populisme het volgende over ‘nieuws’:
‘De modale burger is ook een modale televisiekijker, en dit medium bombardeert ons dag in dag uit met berichten over misdaad, drugsgebruik, corruptie, incompetentie, strijd en alle andere denkbare narigheid. Goed nieuws is nu eenmaal geen nieuws. Zo ontstaat gemakkelijk het idee dat de samenleving een disfunctioneel en levensgevaarlijk systeem is.
De meeste burgers hebben kennelijk geen oog voor de vreemde discrepantie tussen hun eigen gewone, veilige leven en de gruwelijke jungle die volgens de media om de hoek van hun gezellige straat begint. Dat de misdaad in vrijwel alle westerse landen al meer dan anderhalf decennium afneemt, houden de media bekwaam geheim. Hoe meer criminaliteit, hoe hoger de kijkcijfers. Moord en doodslag zijn goud waard.’
Toen ik nog regionaal verslaggever was bij de krant kwam ik vaak in aanraking met mensen die graag met hun nieuws in de krant wilden. Tijdens het gesprek voelde ik me vaak gedwongen om te zeggen: wil je dat wel publiceren? Je komt doorgaans pas in de krant als er iets mis met je is.
Terug naar De Gelderlander.
Grote interviews en reportages waren al die tijd al een gewild artikel, althans bij journalisten en Louis Frequin was daar ook een fervent voorstander van, waarbij hij niet voldoende kon herhalen dat daarbij de ‘joemen tuts’ niet uit het oog mocht worden verloren. Dat is inmiddels ook nog eens uitgedraaid op het volledig verdwijnen van zelfs de schijn van objectiviteit in gewone berichtgeving.
Die objectiviteit van de journalist, dat was een belangrijk onderwerp in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw, toen ik enkele jaren in deeltijd les gaf aan de Academie voor Journalistiek in Tilburg, en wel bij de postacademische opleiding journalistiek. Het is daar dat ik kennis maakte met Rob van Kan, bij twitteraars beter bekend als @edgeofeurope.
Daar kwam ik trots op de proppen met die doelgroepgedachte en uiteraard met de 4W&1H: Wie, Wat, Waar, Wanneer en Hoe, als een soort afvinklijstje: het waren de fundamentele elementen van een compleet bericht. Uiteraard had er ook nog Waarom & Hoezo & Waarom Juist Niet bij gekund, maar dan werd de formule veel minder kernachtig van. Want we hadden ook nog Hoor & Wederhoor en de al genoemde Objectiviteit.
Ik lees nog wel eens met genoegen verslagen in bijvoorbeeld The New York Times of beter nog: The Boston Globe, waarin de genoemde formules compromisloos worden toegepast – vergadernotulen zijn er niks bij. Het zijn bij voorbaat mislukte pogingen tot objectiviteit, alleen al omdat je onmogelijk alle mogelijke relevante bronnen kunt raadplegen om je artikel zo evenwichtig, zeg maar objectief mogelijk te maken. Maar voor de ware liefhebber is het kunst, en tevens nostalgie.
Want die objectiviteit, die bestaat natuurlijk helemaal niet. Zie in dat licht wat ik tot nu toe in dit serietje artikelen heb geschreven. Je bent, als journalist, of je het wilt of niet, partij – alleen al omdat je partij kiest voor je eigen lezers.
Toen we dat constateerden verdween er ook een tijdperk de geschiedenisboeken in, en mijn belevenis van dat tijdperk als dagelijkse werkelijkheid.
Al die tijd hebben we het, zonder het onmiddellijk te beseffen, voor onze neus zien gebeuren.
Want: waarom besteden we veel meer aandacht aan Harvey/Houston dan aan Nepal/India/Bangladesh. Je kunt er wel wat op bedenken: de mensen in Houston hebben een levenswijze die wel wat op die van ons in West-Europa lijkt, dat geldt voor de mensen in de sloppenwijken van Bangladesh veel minder, en de lezer kan zich dus beter met die eerstgenoemde mensen identificeren, je kunt ook zeggen: is er meer mee begaan, betrokken, wordt meer getroffen door hun leed, we kunnen ons indenken dat ons iets dergelijks zou kunnen overkomen (en ons zelfs al eens overkomen is).
Het Limburgs Dagblad (laat ik het nog maar eens noemen, over een paar weken is het geschiedenis) wist opnieuw feilloos waar de belangstelling van de lezers naartoe ging, voor wat betreft het orkaangeweld aan de andere kant van de wereld: juist, naar het welzijn van twee Limburgse stagiairs die sinds juli stage liepen op Sint Maarten en zo ongeveer bij voorbaat al vermist waren. Natuurlijk was er weer aanleiding voor verdere berichtgeving, in dit geval goed nieuws, zeg maar rustig: blijde tijding, toen ze de passage van Irma ongedeerd bleken te hebben overleefd.
Wordt vervolgd
_______