Dat heb ik al zo vaak meegemaakt, dat ik begin te denken dat het een soort natuurwet is die iedereen min of meer sterk te pakken neemt.
Die natuurwet laat alles dat ik achter de rug heb in puin vallen, doodgaan, in het niet verdwijnen.
Met het gezin waarin ik geboren werd heeft het nogal wat voeten in de aarde gehad, maar sinds 18 november 2015 bestaat het niet meer – gelukkig heb ik de foto’s nog.
Ook de woning waarin alles zich afspeelde is al jaren weg, net als mijn lagere school, de middelbare school en de kazerne waarin ik me op 3 december 1957 meldde ‘voor eerste oefening’. Ik heb bij drie kranten gewerkt met in totaal vijf of zes hoofdgebouwen, je begrijpt het al, alle zes zijn ze inmiddels van de aardbodem verdwenen. Vermoedelijk uit overwegingen van medeleven met al dit leed hebben ze met het laatste gebouw, dat van het Limburgs Dagblad, gewacht tot begin dit jaar.
De Gelderlander bestaat nog, heb ik begrepen, maar het Limburgs Dagblad mag geen naam meer hebben, ik heb er al eerder over geschreven, eind volgende maand verdwijnt de naam naar het milieupark van de geschiedenis, wachten tot de krant volgend jaar honderd jaar bestaat kon echt niet meer.
En onlangs werd er opeens geknaagd aan de grondbeginselen van de journalistiek, die ik al 58 jaar lang vanzelfsprekend vind en al die tijd mij gediend hebben als zuurstof – de eerste jaren vermengd met een dichte mist van sigarettenrook, maar het zal jullie na het bovenstaande niet verwonderen dat ook al die rokers op die redactie inmiddels de pijp, uiteraard zorgvuldig leeggerookt, aan Maarten hebben gegeven.
Journalistiek is ogenschijnlijk een gemakkelijk vak, mede omdat de theorie, desnoods achter enkele glazen bier in een café, in anderhalf uur geleerd kan worden.
Daarna was de toepassing van de beginselen een kwestie van vallen en opstaan, waarbij ook een hoop routine kwam kijken.
De journalist, dacht ik al die tijd, moest bij het toepassen van de beginselen één belangrijk punt scherp in het oog houden, zoals een moderne tank zijn kanonsloop exact op zijn doel gericht houdt, wat voor capriolen de tank zelf ook maakt. Dat punt was, het woord zegt het eigenlijk al, de doelgroep.
Wordt vervolgd
__________