Een jaar of tien, twaalf lang had ik een grote moestuin – althans ‘groot’ voor twee personen, namelijk ongeveer 100 vierkante meter – die over het algemeen een goede opbrengst leverde. Over het algemeen: ik heb er bijvoorbeeld nooit een fatsoenlijke bloemkool of broccolo vanaf gehaald; ik vond het namelijk niet lekker om gelijk het bijpassende vlees, namelijk honderden rupsen, op te eten.
Andere groenten deden het prima. De tuinbonen en sperziebonen vulden de vriezer. Dat is natuurlijk minder goed voor die producten omdat ze nooit zo lekker uit de vriezer komen als dat ze erin gingen, maar dat kwam door een belangrijk euvel van een eigen moestuin: of je bent bereid wekenlang tuinbonen te eten, of je doet ze in de diepvries voor later gebruik.
IJsbergsla doet het prima in onze contreien, maar als je dertig van die kroppen hebt – in tegenstelling tot wat er bij de Jumbo ligt zijn de kroppen ijsbergsla uit de eigen tuin 60-75 centimeter in doorsnee – wat moet je er dan mee? Djamila nam ze dan mee naar het gekkenhuis waar ze werkte, maar daar haalde iedereen de neus op. ‘Weet je wel dat er slákken in zo’n krop kunnen zitten?’ Dus dan gooiden we ze een paar dagen later op de composthoop.
Er waren nog andere problemen, bijvoorbeeld met de wisselteelt. Zo moet je de tomatenplanten elk jaar op een andere plek zetten omdat ze anders last krijgen van aardappelmoeheid. (Tomaten en aardappelen zijn nauw aan elkaar verwant.) Ook op plaatsen waar eerder aardappelen hebben gestaan, mogen voorlopig geen tomaten geplant worden. Dus na een jaar of vijf zijn alle plekken al eens aan de beurt geweest en begin je weer vooraan. Of liever: helemaal niet, want de moeheid is niet zomaar verdwenen.
Dat geldt, sterker of minder sterk, voor de rest van de moestuin, uiteindelijk valt er weinig meer te wisselen. Min of meer, afhankelijk van bemesting, grondsoort, regenval en dergelijke.
Allemaal lang geleden, maar vanmorgen herinnerde een plaatje op internet me eraan. Op de foto waren prachtige rijpe tomaten te zien, en de tekst erbij luidde: ‘Je werkt je er drie maanden kapot voor en je spaart uiteindelijk 1 euro 79 uit – de prijs van twee kilo gewone Hollandse waterballen in het hoogseizoen.
Nou had ik die moestuin voor de lol, en ik ‘verdiende’ er ook wat mee: ik schreef er tien jaar lang een wekelijkse rubriek in de regionale krant over, die mij wereldberoemd maakte in Heerlen en omstreken. Het is meer dan dertig geleden dat ik er mee stopte en ik ben al bijna twintig jaar met pensioen, maar nog minstens eens in de drie maanden kom ik nog iemand tegen die beweert nog elke week mijn rubriek te lezen.
Ik heb het eens uitgerekend: het zaad voor de drie tomatenplanten die ik deze zomer heb staan – variëteit Ossenhart – in het tuincentrum per stuk 4 euro 50 gekost. Om ze in potten te houden (aardappelmoeheid, weet je wel?) had ik een pak potgrond van 7 euro 50 nodig (de potten reken maar even niet, die kunnen vaker worden gebruikt), de bemesting kost ongeveer 5 euro (ik heb geen koe bij de hand) en ik giet er naar schatting 500 liter water bij, dat is ongeveer 1 euro 20.
Laat ik het ruim schatten, het seizoen is nog niet voorbij, maar de drie planten leveren samen 4 kilo tomaten. (Dat haal ik trouwens lang niet, maar het had wel gekund.) Dat is minstens bijna 7 euro per kilo.
Ik was net bij A. Heijn: twee stuks Ossenhart 2 euro 29. Samen wogen die een halve kilo. Een kilo dus 4 euro 60. Maar dat is uiteraard afzetterij: op de foto hierbij zie je Djamila die de cuor di bue-tomaten op de markt in Follonica , Italië, aanprijst, en die kostten toen, in mei jongstleden, 1 euro 90 per kilo.
En dan heb ik er geen rekening mee gehouden dat de auto waarmee ik helemaal maar A. Heijn rijd ook niet gratis is. (En die naar Italië al helemaal niet. Maar daarover een andere keer, misschien.)
Maar het is de lol, hè, van zo’n moestuin. Die ik dus al, enigszins tot mijn opluchting, alweer zeker 25 jaar niet meer heb, op die paar potten tomaten na, dan.
________