Dit is het jaar van de jubilea. Ik maakte al melding van het zeventigjarig jubileum dat ik ‘vierde’ op 4 juni, en nu is het de beurt aan een gedenkdag die, net als dat verkeersongeluk van toen, van grote betekenis was voor het verdere verloop van mijn leven.
Degenen die nu denken: laat maar zitten, niet geïnteresseerd: alle begrip, u weet waar de uitgang is.
Dan zever ik voor familieleden, vrienden en kennissen nog even verder over mijn nummertjes en getalletjes.
Dat ik vandaag (1 juli) precies vijftig jaar lid ben van de ANWB lijkt niet buitengewoon veel invloed op mijn leven te hebben gehad; maar toch: ik heb in die vijftig jaar menige Wegenwachter als reddende engel zien nederdalen op de vluchtstrook, waar ik gestrand was.
Voor iemand die alleen tweedehands rijdt onder het motto: die kar is nu zo oud, die rijd ik zelf wel even op tot hij naar de sloop kan, zou het leven zonder de trouwe Wegenwacht er veel avontuurlijk uit hebben gezien.
Het gezegde ‘Wie op de Wegenwacht, wacht het langst’ gaat volgens mij ook niet op: nooit heb ik langer dan anderhalf uur moeten wachten.
En de ANWB beloont langdurig lidmaatschap. Ik had natuurlijk graag gezien dat ik door de directie zou worden getrakteerd op een etentje, aan het eind waarvan mij zou worden meegedeeld dat ik voortaan vrijgesteld zou zijn van betaling van contributie – maar platina lid was ik wel en ik kreeg ook een prachtige felicitatiekaart, voorstellende een keurige Wegenwachter met kleppet en rood vlaggetje, naast een Citroen Ami Break in Wegenwacht-geel en met het bekende werkplaats-interieur waarmee ik menige Wegenwachter heb zien toveren.
Maar het meest ingrijpende jubileum van vandaag is natuurlijk dat ik me op deze dag vijftig jaar geleden meldde op de burelen van de redactie van het Limburgs Dagblad aan de Nobelstraat in Heerlen, alwaar ik tegen een voor mij onbegrijpelijk hoog salaris aan de slag kon als chef binnen- en buitenland. Ik had mij daar terdege op voorbereid in zevenenhalf jaar bij De Gelderlander in Nijmegen.
En ik zou daar, in Nijmegen dus, misschien wel wat langer gebleven zijn, als ik niet door Frans Hulskorte, die kort daarvoor met ruzie was weggegaan de De Gelderlander, was uitgenodigd om naar Heerlen te komen, waarbij mij een salaris in het vooruitzicht werd gesteld en ook daadwerkelijk betaald dat zeer ruim viel in de categorie ‘an offer you can’t refuse’. Ik meen begrepen te hebben dat zulk strooien met geld inmiddels geen usance meer is in de journalistiek En dan zwijg ik nog maar over het feit dat het dienstverband vanaf dag één ook viel in de categorie ‘onlosmakelijk’.
Ben ik van die vijftig jaar ook een echte Limburger geworden?
Eh, nee. Een vreemde eend in de bijt vind ik mezelf ook niet, maar ik heb wel altijd het gevoel gehouden dat ik hier een gast was, een vaak graag geziene gast, maar een gast.
Maar gezien mijn motto ‘waar ik mijn brood verdien, daar is mijn vaderland’ maakt dat niet zo veel uit en ondanks de terughoudendheid van veel mensen hebben we hier toch een sociale omgeving opgebouwd waarvan we ons moeilijk los zouden kunnen maken.
Ik heb trouwens niet al die tijd daadwerkelijk in Limburg gewoond – veertig jaar geleden woonde ik, als parlementair redacteur van het Limburgs Dagblad, een jaar in Den Haag.
Daar was ik pas echt niemand.
En kwam ik Djamila tegen.
Over een maand de volgende mijlpaal.
______
Laatste reacties