Bellano, dat is de naam van een dorp en ik wed dat jullie niet weten waar die plaats ligt. Ik heb dat ook heel lang niet geweten, maar sinds een aantal jaren ook wel en vorige week ben ik er zelfs geweest. Het was er koud, er waaide een ijzige wind en de somberheid van het zwerk wordt maar zelden in Nederland geëvenaard.
Uit de boeken – romans, vertellingen – die de huisarts van het dorp, Andrea Vitali, schreef met het dorp als achtergrond (het zijn er momenteel 61, uitgegeven tussen 1990 en 2017), wist ik al dat Bellano voor Italiaanse begrippen – ja, het dorp ligt in Italië, aan de Oostelijke oever van het Meer van Como – een tamelijk ongunstig klimaat heeft en dat werd ons vorige week dus duchtig ingewreven.
In de boeken van Vitali regent het vaak, het sneeuwt ook en het meer kan heel plotseling enorm te keer gaan. En in die onvoorspelbare en tevens onheilspellende weersomstandigheden weet Vitali, tot voor kort zelf de huisarts van het dorp, een schier eindeloze reeks verliefde jongens en meisjes, oplichters en huisjesmelkers, ondernemers en nietsnutten, vrouwen met een kippenverstand en mannen die het niet veel intelligenter vergaat, een vermoeide pastoor – die hier domproost heet – en zijn bazige huishoudster, de corrupte bankdirecteur, de directeur en de werknemers van de katoenspinnerij en uiteraard de carabinieri die de wet moeten handhaven maar soms ook van toeten noch blazen weten, hoewel heel vaak leerling-agenten lumineuze ideetjes te berde brengen.
En dan zijn er de mensen van buiten die om allerlei duidelijke en onduidelijke redenen het dorp aandoen, er blijven maar soms ook weer overhaast vertrekken, zoals de man die in Bellano wel een luchtvaartmaatschappij wil vestigen – uiteraard met watervliegtuigen.
In zijn boeken schrijft Vitali – de naam komt vaak voor in het dorp – dat de verhalen geheel op fantasie berusten, maar dat de plaatsen waar de verhalen zich afspelen wel degelijk bestaan, hoewel soms aangepast aan het verhaal.
Dat laatste is feitelijk niet waar, wijst het bezoek uit. Ja, er is een enorm gebouw dat kennelijk een fabriek is geweest en kennelijk leegstaat en er is een haventje, en een aanlegplaats voor de schepen van de maatschappij die het meer bevaart. Maar vergeefs zul je, bijvoorbeeld, zoeken naar het café lmbarcadero tegenover die aanlegplaats en ook de kazerne van de carabinieri ernaast tref je niet aan.
De boeken van Vitali spelen zich af in heel verschillende tijdperken, ergens tussen het midden van de negentiende eeuw en de huidige tijd, met een sterk accent op de periode van het fascisme, waarin Italië bij uitstek het land bleek van lachwekkende haantjes, strebers, opscheppers en foute kerels in het algemeen, stuk voor stuk kolfjes naar de hand van Vitali. Daardoor ligt de vergelijking met een aantal boeken van Andrea Camilleri voor de hand, die de fascistentijd als kind meemaakte in zijn stadje Porto Empedocle (‘Vigata’) op Sicilië. (En volledigheidshalve: ik moest ook denken aan Clochemerle van Gabriel Chevallier – wie kent het niet.)
Bij een wandeling door het dorp betreed ik een winkeltje waar de eigenaresse me trots aan twee boeken van Vitali kan helpen die ik nog niet had. ‘Blijft u nog een paar dagen hier?’ vraagt ze. Nee, waarom? ‘Nou meneer Vitali komt geregeld hier langs, ik kan hem vragen de boeken te signeren, als u wilt.’ Geen tijd natuurlijk. Hoewel ik best graag Vitali tegengekomen zou zijn op zijn kuiertochten door het dorp, of desnoods de domproost of zijn perpetua.
In Trattoria del Ponte, naar verluidt het beste restaurant van het dorp, waar je uiteraard lavarelli heet, voorn-achtige visjes die endemisch zijn in het Comomeer, raak ik in gesprek met een drietal mannen die er zitten te lunchen en zonder te vragen onze glazen bijvullen met hun bubbeltjesrosé. Ze kennen allemaal Vitali, maar op de onvermijdelijke vraag of ze zijn boeken gelezen hebben zeggen ze enigszins verbaasd: nee.
Want ook in Italië lezen de mensen niet meer. Niettemin heeft Vitali er meer dan een miljoen van verkocht, beweert de uitgever. Het gesprek met de drie, die hun lunch stevig besproeien, komt natuurlijk al snel op wat er allemaal in Italië gebeurt – en daaruit begrijp je (ik begreep het trouwens al) dat een land als Italië zich bij uitstek leent voor een lange rij boeken over vrijwel elk dorp en hoe het zich heeft heengeslagen door Mussolini en Berlusconi. Zoals elk Italiaans dorp zijn eigen superieure wijn en superieure pasta, worst en ham heeft.
En gelukkig niet elk dorp een gedreven schrijver als Andrea Vitali (inmiddels 61 jaar en huisarts in ruste), een man met een superieur soort ironie en toch van harte meeleeft met zijn dorp.
Want je blijft anders kopen.