Met de trein van Mezzovico – een dorp in het Zwitserse kanton Ticino dat vooral bestaat uit moderne industrie – naar Como in Italië. Dat gaat daar niet zomaar. De lijn heet te zijn de Regionale Ticino-Lombardije, en luxueuze, geruisloze witte trein van de FFS, die niet verder gaat dan de grensplaats Chiasso. Op dat station moet je een gang door met het opschrift ‘naar Italië’, die doet denken aan de vroegere grenspost in Berlijnse Friedrichstrasse. Aan het eind ervan kom je op een perron waar een haveloze trein van Trenitalia gereed staat, die je in zes minuten naar Como brengt. Zonder kaartje, want geen loket te zien.
Haveloos, ja. Dat zie je vooral omdat die luxe Zwitserse trein je langs beroemde chique badplaatsen langs het Meer van Lugano voert met hun paleizen en woningen van welvarende burgers. De Italiaanse trein daarna laat je iets anders zien: haveloze flats, leegstaande fabrieksgebouwen, ten prooi aan heftig verval, terreinen bestrooid met rotzooi. Nergens in West-Europa zie je zo’n abrupte overgang van welvaart naar, nou ja, laten we maar zeggen: gekwakkel.
Nog meer verval: de buitenwijken van de gezellige Italiaanse stad Bergamo. Langs de ideaal gelegen camperplaats rijdt een fraaie moderne tram, die je naar het Centraal Station van Bergamo brengt. Langs het traject weer van die half ingestorte industrie, gebouwen die al zo lang leeg staan dat ze doen denken aan de ruïnes van Aleppo. Het trage bombardement van de tijd.
De schoolkinderen, opgeschoten pubers, in die tram zijn er niet mee bezig. Ze staren allemaal naar hun telefoon. ‘Jongelui, is er iemand van jullie die wil opstaan voor deze gehandicapte mevrouw?’ Een jongen kijkt op, dan om zich heen en staat met tegenzin op. Bij de halte van de camperplaats moet je de deur bezet houden, een been binnen, het andere buiten, om te verhinderen dat de tram te vroeg weer gaat rijden. ‘Jongelui, mag die mevrouw even uitstappen voordat jullie uitstappen?’ Traag wijken ze een beetje, eentje mompelt ‘Ik had haar niet gezien’, de rest staart naar de telefoon.
In Bergamo koop je een kaartje voor het openbaar vervoer dat 24 uur geldig is, voor 3 euro 50. Daarbij is geïnteresseerdheid van het personeel niet inbegrepen. ‘Chauffeur, is dit de bus naar de Bovenstad?’ Hij knikt bijna onmerkbaar, zonder op te kijken van zijn telefoon. (De bus staat stil, dat wel). ‘Stopt u ook bij de kabelbaan?’ Hij haalt de schouders op, weet het blijkbaar niet. Even later rijden we het station van de kabelbaan voorbij en gaan we gewoon met de bus naar de Bovenstad, die een bezoek en zelfs een omweg zeer waard is.
Op de Piazza Vecchia daar is gevestigd het zeer aanbevelenswaardige Caffè del Tasso (naar eigen zeggen uit 1476. Tasso is Torquato Tasso, de geestelijke vader van Razende Roeland. Caffè is een misleidende naam, het is ook een restaurant met voortreffelijke gerechten op de kaart). Vlak naast het terras zijn bouwvakkers bezig om met een lopende band spullen uit een aanpalend paleis te halen. Ze maken daarbij zoveel lawaai dat je je maaltijd het best zwijgend nuttigt. Om half acht ’s avonds vertrekken ze eindelijk. (Moet je ook maar niet zo vroeg gaan eten.)
Een winkel met schattige kinderkleertjes. De twee verkoopsters zijn zo druk met elkaar in gesprek dat ze niet eens merken dat er klanten binnen zijn. Het is een kwestie van geduldig afwachten wanneer je aan de beurt bent.
Nou goed.
De uitbaatster van een camping in Follonica ziet wel dat de afstanden van de camping naar de binnenstad niet goed beloopbaar zijn voor iemand die moeizaam loopt, en biedt dus spontaan aan, ons met haar eigen auto rond te rijden.
In de bar van het hotel aan de overkant gebeurt iets heel ouderwets: je krijgt een glaasje koud water bij je ristretto.
En we hebben bij al deze avonturen permanent mooi weer en gematigde temperaturen.
Evviva l’Italia!
____________
Op de foto: Casoncelli alla bergamasca, bij Caffè del Tasso; ikzelf at Gnocchetti di patate e ortiche con fonduta al provolone: balletjes van aardappel en brandnetels met gesmolten provolone-kaas. Foto op aanvraag.
____________
Laatste reacties