In Nijmegen hadden ze een tijdlang de gewoonte om de plaatselijke industrie aan te duiden met een veelzeggend pejoratief: de fabriek in de Schoolstraat waar smeernippels werden gemaakt, heette in de volksmond de nipperkeet – een term die op internet absoluut geen sjoege geeft. Wel de nippelkeet, trouwens, en ook nog de stiefselkeet, de wattenkeet, de burstelkeet en de stoppenkeet, benevens de schuppenkeet, de botterkeet, het touwkeetje en de schuurlinnenkeet. (Voor deze uitputtende opsomming ben ik de onvolprezen website Noviomagus.nl, verplichte kost voor elke rechtgeaarde Nijmegenaar te land, ter zee en in de lucht, eindeloos dankbaar.)
En uiteraard de Nyma, de fabriek van wat destijds kunstzijde werd genoemd, en die in volksmond niet de zijkeet, maar de zijfabriek werd genoemd; ik kan het weten want mijn moeder heeft er in de jaren twintig van de vorige eeuw gewerkt. Zij placht tijdens het werk te fluiten, hetgeen de werkmeester bracht tot het bevel: ‘Niet fluiten, Derksen,’ een zinsnede die bij mij thuis tot het gezinsjargon behoorde.
De discussie over de vraag of de naam van de fabriek behoorde te worden uitgesproken als Nijma of Niema woedt nog altijd voort.
Maar ik wilde het dus hebben over de stiefselkeet, die gevestigd was naast de Nyma, waarvan een schoorsteen nog altijd boven het terrein uittorent. De fabriek werd niet zozeer bekend om de stijfsel die zij fabriceerde, maar om de Honig macaroni-elleboogjes, jarenlang het meest bekende en intussen tussen Nederlands erfgoed verklaarde product uit de categorie droge pasta. Daarnaast kwam er de pakjessoep en natuurlijk Brinta vandaan.
De hoge silo met het beeldmerk van Honig erop was en is beeldbepalend in Nijmegen West. Nijmegenaren ruiken nog steeds de geur van bouillon en Brinta als ze in de buurt zijn. Maar de productie werd in 2012 al gestopt.
En toen vond iedereen dat het beeldbepalende complex niet afgebroken mocht worden en werd een geweldige creatieve inspanning op de gebouwen losgelaten. Afgaande op publicaties in de pers en ook in andere media was daar inmiddels iets moois geschapen en dat valt wel even tegen als je, op een zonnige koude lentedag er voor het eerst van je leven een bezoek brengt.
De gebouwen staan in een ietwat surrealistische omgeving. Aan de overkant is een woonwijk uit de grond gerezen die lijkt op het decor voor een film die zich afspeelt rond het jaar 1900, want de stijl van de woningen is een kopie van de onderkomens die rond die tijd in veel steden in Nederland werden gebouwd.
Verder is er een groot terrein waar heftig wordt gebouwd, en wekt de hele omgeving de slordige indruk van een industrieterrein dat inderhaast verlaten is, met achterlating van allerlei ondefinieerbare rotzooi en een aantal half vervallen fabrieksgebouwen.
Waaronder dus die toren met het Honig-logo.
Van een bewegwijzering heeft men min of meer afgezien, op een paar slordige stickers na, dus de eerste deur waar je binnenloopt blijkt die van een fietsenmaker te zijn. Fout dus.
‘Nee, ik zag daar rechts een deur, daar ging iemand naar binnen, misschien dat de hoofdingang’.
Het blijkt een pas geopende winkel in artikelen die te rangschikken vallen onder ‘spullen, hebbedingen, woninginrichting, sanitair in het duurdere segment’. Wat een fantasie hebben die jongelui tegenwoordig toch. Maar er is niks voor ons bij.
Wat nu?
Wat verder naar rechts is een bedrijf dat kennelijk bomen kweekt in grote kisten en tonnen, er is een uitgebreid aanbod aan fitnessstudio’s en jawel, een paar bedrijven die in fietsen doen.
De hoek om dan maar.
Niks voorlopig. Dan een restaurant dat om 10 uur in de ochtend nog gesloten is. Een rijtje silo’s waar het stijfsel in werd bewaard en dan een visioen dat me herinnert aan de tijd dat ik als werkstudent in een fabrieksgebouw in Oss 1 gulden 25 per uur verdiende met het uitzoeken van rotte sperziebonen: een open loods; er staat een afgedankte Duitse brandweerauto, en het ruikt naar... het brouwen van bier. Verderop is inderdaad een zeer modern uitgeruste bierbrouwerij en buiten zijn allerlei spullen te zien, onder andere nog meer silo’s, waarvan er een voorzien is van een gedicht, een lofzang op het Honig Complex.
Dan duikt een ultramoderne mobiele rookoven op, zeer professioneel, binnen in de fabriek er tegenover met het opschrift ‘Bedrijfsbrandweer’ is een man bezig die voorbereidingen treft voor een buffet voor die avond, ergens op een feest in de stad: Aziatische stijl. Hij heeft haast.
En dan is er koffie.
Koffie van Blommers. Een professionele cappuccino in een volgende fabriekshal waar wat mensen werken aan hun laptop of gewoon wat zitten te kletsen, of het de gewoonste zaak van de wereld is om dat te doen op van die uit steigerhout in elkaar gezette meubels, in een omgeving die zorgvuldig is blijven lijken op een inderhaast verlaten laboratorium van professor Sickbock.
De koffie wordt ter plaatse gebrand, en is er ook in boonvorm te koop.
Buiten kun je een trapje op, naar een loggia die uitzicht biedt op de Waal.
Het madeliefje op de tafel mag wel eens een scheutje water hebben en er waait een ijs- en ijskoude noordwester.
De barista vertelt desgevraagd dat het natuurlijk verder niks bijzonders is: een bedrijfsverzamelgebouw zoals er zoveel zijn in het land.
Onder de tunnel met kunstige graffiti door en dan zien we nog wat details: een reeks vogelhuisjes aan de gevel, voorzien van elektrische stroom. Handig.
Buiten wordt weer duchtig gesport en er is een nog gesloten terras dat tegelijk probeert het midden te houden tussen een klim- en klautergebeuren.
Je moet het zo zien: je zou toch wat missen als ze dat gebouwencomplex hadden afgebroken en vervangen door truttige woninkjes.
Niet fluiten, Derksen, denk ik onwillekeurig.
Laatste reacties