Vanmorgen keek ik even op van de mededeling van Volkskrantcolumnist Bert Wagendorp, dat hij zichzelf tot de zwevende kiezers rekent. De zwevende kiezers dus uit de reclame van de Volkskrant op tv, bevattende een ‘gesprek’ tussen twee mensen die alleen de koppen van de krant lezen – zich, met andere woorden, beperken tot het op internetsites samengevat nieuws.
Je zou verwachten dat zo’n doorgaans uitermate volledig ingelichte journalist weet welk partijprogramma hem voor zijn eigen situatie het beste voorkomt.
Maar nee, hij zweeft, en dat benadrukt De Stemwijzer nog een keer voor hem. Het kwam er uiteindelijk op neer dat hij het vooral moeilijk had bij de keuze tussen ‘eerlijke antwoorden’ en ‘gewenste antwoorden’. Hij antwoordde bijvoorbeeld ‘eerlijk’ dat hij vond dat de uitgaven voor ontwikkelingshulp niet omhoog moeten, maar bleek toen terecht te komen bij CDA, PVV en VVD, en daar wil hij (terecht natuurlijk) nog niet dood tussen gevonden worden.
Het probleem is uiteraard dat zo’n stemwijzer, wil iedereen vóór de verveling toeslaat tot het bittere einde de vragen beantwoorden, zich moet beperken tot een zeer willekeurige keuze – om niet te zeggen vooringenomen keuze. Voor je het weet zit de stemzoeker te schuiven op zijn stoel omdat RTL Boulevard zo begint, of Ik vertrek.
Maar goed, daarvan afgezien: waarom zou de kiezer besluiten een ‘gewenste’ stem uit te brengen? Ja, misschien om bij een vooraf gewenste uitkomst te belanden, maar dan ben je dus eigenlijk af als zwevende kiezer. Ik ben bijvoorbeeld geen zwevende kiezer omdat ik al sinds jaar en dag stem op een sociaal-democratische partij omdat die voor een procent of zestig mijn eigen standpunten in het programma heeft staan.
En ik ben dus geen politicus, die meestal niet mijn soort keuzevrijheid heeft. Ik moet dus niet doen wat politici vrijwel dagelijks doen: strategisch stemmen. In de Tweede Kamer is dat een manier om uiteindelijk toch een wetsontwerp erdoor te krijgen, of minstens voor een volgende kabinetsformatie in het vizier te komen voor een post in het kabinet. Voor een kiezer betekent het: je stemt niet op een partij die zoveel als mogelijk bij je past, maar op een andere partij om daarmee weer andere partijen van een plaats in de coalitie te weerhouden of er juist in te krijgen. Theoretisch houdt dat in dat ik dan op de Dierenpartij, de SGP of het CDA zou moeten stemmen – en in dat geval ga ik liever helemaal niet stemmen, hetgeen trouwens ook een riskante grap is, zie het mislukte Oekraïnereferendum.
Kortom, de kiezer heeft juist het grote voordeel boven de politicus, dat hij voor honderd procent zijn verstand kan volgen.
Ik heb nu tweemaal De Stemwijzer ‘gedaan’ en in beide gevallen was de uitslag: 1 GroenLinks, 2. ex aequo PvdA en SP.
Ik ben van mening dat je bij de verkiezingen op alles kunt afgaan, behalve op de kop van de lijsttrekker. Waar je naar kijkt is het partijprogramma en naar de manier waarop de lijsttrekker daar gestalte aan probeert te geven.
Maar toch.
Jesse Klaver’s kop kun jeniet eens goed zien, omdat hij er veel te veel mee in de wolken loopt, de SP wil (en kan, door extreme standpunten) nooit meeregeren, de PvdA heeft de afgelopen vier jaar hardhandig geleerd hoe nadelig het is om te regeren met een stel rechtse straatvechters (maar die misschien wel deels van extremistische plannen heeft afgehouden) en Lodewijk Asscher is een intelligente, bedaarde man die je niet gauw opgewonden zult zien schreeuwen, en die gewoon toegeeft dat hij onder Rutte nu eenmaal dingen heeft moeten doen die hijzelf anders had gewild. En die soms ook noodzakelijk waren om uit de crisis te komen. Een praktisch voorbeeld van het verschil tussen een politicus en een kiezer.
Dan nemen we maar voor lief dat zijn partij (net als de meeste andere trouwens) vóór enige vorm van referendum is. Als ik dat uit het programma wil, dan zal ik dat van binnenuit moeten doen.
Maar zweven, daar word ik alleen maar duizelig van.
________