‘Verbeter de wereld, begin bij jezelf’. Een mooie slagzin van de Bond Zonder Naam, die op initiatief van een destijds beroemde pater, Henri de Greeve werd opgericht. Nooit van gehoord, zeker? Ik heb er ook lang niet meer aan gedacht, mede omdat ik het katholicisme wel in de gaten wilde houden maar er niets meer van wilde weten. De BZN bestaat trouwens niet echt meer, is nu onderdeel van Cordaid, later zoek ik wel eens op wat dat voor organisatie is.
Maar de bond, dus pater Henri de Greeve, had een mooi beginselprogramma, waaruit ik de volgende zin licht: De kern van alle ellende kwam voort uit egoïsme van personen, staten en het zakenleven. Daar heeft de BZN dus, zo weten wij nu, geen verandering in weten te brengen – neem het pater de Greeve posthuum maar eens kwalijk.
Terwijl ik een espresso stond te scheppen in de keuken bedacht ik: over twee jaar ben ik 80 jaar, ik rijd nog altijd (afwisselend) met drie verschillende auto’s waaronder een camper. Ik ben heel voorzichtig in het verkeer, maar niemand is feilloos en bovendien sta ik al sinds jaar en dag op het standpunt dat alle weggebruikers buiten mij in beginsel krankzinnig zijn.
Dat is discriminatie, ik weet het.
Ik kan niettemin toch bij een ongeval betrokken raken, en de omstanders hebben het rijtje al klaar: als iemand die bij dat ongeval betrokken is, een drankkegel ten beste geeft, weten we wie het heeft gedaan: die zatlap. Als ik erbij betrokken ben en niemand is dronken, is het mijn beurt: aha, die ouwe seniele kerel heeft het natuurlijk gedaan. Een half gemeende meewarigheid is minstens mijn deel. En ik voel me smalend afgeserveerd.
Ik trek het iets breder: in de samenleving bestaat min of meer consensus over de positie van gepensioneerden: die hebben het maar goed en krijgen het steeds beter, dat is voor ons, jongeren, die dat allemaal moeten opbrengen, niet weggelegd. Ik doe wel eens pogingen – uiteraard in kleine kring, en hier, ook een tamelijk kleine kring – daar enige nuances in aan te brengen, bijvoorbeeld dat onze pensioenen óók lang niet meer zijn wat ons ooit beloofd is en waarvoor we veel betaald hebben en dat bijna niemand van de mensen boven de 65 jaar nog helemaal gezond is (of helemaal niet.) Dus is een veelvernomen reactie: dáárdoor wordt onze gezondheidszorg zo duur.
Kortom: een zuiver gevalletje leeftijdsracisme.
Door de hele geschiedenis heeft een dier en nog grotere rol gespeeld dan het opperwezen: de zondebok.
De bejaarden zijn de zondebok van een somber vooruitzicht voor de pensioenen en voor de kosten van de gezondheidszorg.
De gekleurde medemens is de zondebok van alle criminaliteit. Zie Opsporing Verzocht.
De islamitische medemens is de zondebok voor alle terroristisch geweld. Zie de PVV.
Alle zondebokken zijn symbool voor de algemene verruwing van de maatschappij. Plus natuurlijk de jongens met de petjes achterstevoren in een zwart Golfje, plus de geestelijk gestoorden die onze winkelcentra, symbolen van wat onze welvaart zou kunnen zijn, verpesten met hun aanwezigheid.
De zondebok is degene op wie wij alles kunnen afwentelen, waarna wij ons allemaal betere mensen voelen.
Ik draai er omheen. Ik was – ben – van plan een beetje vlees te brengen op de botten van wat ik de laatste tijd wel eens beweerd heb: namelijk dat de neiging tot discriminatie – eigenlijk de territoriumdrift – een op zich positieve eigenschap is: je bepaalt je territorium, om zo je voedselvoorziening (en je sekspartners) veilig te stellen; een van de instrumenten is het herkennen van degenen die voor hun eigen welzijn jouw territorium willen binnendringen of afpakken.
Maar omdat wij hoog ontwikkelde en beschaafde mensen zijn, weten wij die drift te beperken – tot het te gortig wordt; en wat ‘te gortig’ betekent is nu net het punt van discussie en voor iedereen anders.
Het maken van duidelijke afspraken lijkt me een prima oplossing en trouwens de enige mogelijkheid.
Gisteren liep ik in de supermarkt en ontdekte daar nog iets: het was er druk en ik had de handen vol aan het bekijken van alle passerende gezichten en daarover een oordeel vellen. (En de meeste gezichten en conclusies direct weer te vergeten.) Er waren ook twee kennelijk bij elkaar horende zwarte mannen bij, mijn reactie: oh, zwarte mannen. Een van de keurig gekapte blonde vrouwen deed me denken aan Désirée, de vriendin van de hoofdfiguur in Kwaadschiks van A.F.Th. van der Heijden, hoewel zij volgens de beschrijving zwartharig is. En toen zag ik Gertie, die ik al vele jaren niet had gezien. Er volgde een hartelijk gesprekje.
Dat is de functie van je neiging tot discriminatie: herkennen van mensen, zien welke mensen je eventueel sympathiek zou vinden, met misschien wel een goed gesprek mogelijk zou zijn, wel of geen gevoel voor humor hebben. Of (fysiek) gevaarlijk kunnen zijn
Daarna zag ik Sjef. Ook een oppervlakkig gezien hartelijk gesprek. Maar Sjef vind me nog altijd die indringer, die Hollander die hier in Zuid-Limburg een van de beter betaalde baantjes wegpikte. En een huis bouwde op een stuk grond waarop zijn grootvader oooit boerde.
Zag ik allemaal in zijn gezicht.
Mensenkennis, dat is ook een vorm van al of niet feilloos functionerend racisme. Nou ja, eigenlijk toch meer: kennis van je territorium.
________