In het daarna nauwelijks nog overtroffen boek Nader tot U van Gerard Reve gaat het eerste verhaal, als het ware kwansuis langs de neus weg, dat heet ‘Brief uit Huize Algra’, ondertiteld De Landkruiser over een belangrijke uitvinding. De brief gaat trouwens vooral over Reve’s eenzaamheid en zijn drang om het definitieve boek dat alle boeken overbodig zal maken, Het Boek van Het Violet en De Dood, te schrijven.
Maar ik moest vanmorgen vooral aan de beschrijving van De Landkruiser denken, en eigenlijk preciezer nog aan de man die zich op zekere dag in de jaren dertig van de vorige eeuw bij Reve’s vader vervoegt met de werktekeningen voor die landkruiser, een enorme deegrol van metersdik staal maar dan zonder handvatten, van tweehonderd meter lang en honderd meter doorsnee, als een tredmolen aangedreven door tanks en vuurmonden, die, indien door bemiddeling van de oude Reve ingeleverd op het adres Kremlin, Moskou, het Rode Leger onoverwinnelijk zou maken.
Waarom denk je daar aan, op dinsdagmorgen 20 december, in alle vroegte? Nee, niet omdat de jaarlijkse rituele lezing van De Avonden overmorgen moet beginnen – dan had ik er wel overmorgen aan gedacht, ook in alle vroegte uiteraard – maar omdat ik heden de lezing besloot van het verhaal ‘l’Oro a Vigáta’ in de verhalenbundel La Cappella di Famiglia van Andrea Camilleri, jongstleden oktober verschenen bij uitgeverij Sellerio in Palermo.
De verleiding is nu groot om me nog eens vrolijk te maken over de noot van de auteur die achterin staat. Camilleri, inmiddels 91 jaar oud, is langzaam helemaal blind geworden en dicteert zijn verhalen aan Floriana en Valentina (ouwe Italianen hebben altijd wel een paar jonge meiden in de buurt die gezellig willen opschrijven wat de oude heer dicteert) maakt zich, als het ware op zijn beurt, vrolijk over het feit dat hij de dames geregeld op het verkeerde been zet omdat bepaalde woorden uit het door Camilleri zelf samengestelde Siciliaans waarin hij ‘schrijft’ nu eenmaal door burgers, boeren en vissers steeds anders worden uitgesproken en soms ook een iets andere betekenis hebben, en hoe dat genoemde dames soms in grote verwarring brengt.
Maar daar ging het niet om.
Genoemd verhaal speelt zich dus af in de tijd dat Italië de fascistische staat was onder leiding van Zijne Excellentie Benito Mussolini, Il Duce, wiens impulsiviteit sterk doet denken aan die van President Elect Trump, maar dat wisten ze in de jaren dertig van de vorige eeuw nog niet – al zou dat vermoedelijk weinig geholpen hebben, want de mensch is hardleers.
Het verhaal gaat over Mizzica, een jongetje van 4 jaar in Vigáta, de jongste van een gezin van negen leden dat dusdanig armoedig leeft dat de vondst van vier sardientjes, afgevallen van de kar van de visboer, een compleet feestmaal voor die negen man is.
Maar als het verhaal begint is zojuist een bijzondere eigenschap van Mizzica aan het licht gekomen: hij vindt namelijk van alles, van losse munten tot complete portemonnees met inhoud, waardoor zijn gezin eindelijk af en toe eens fatsoenlijk kan eten.
Mizzica’s bijzondere eigenschap komt de plaatselijke fascistenleider ter ore die meteen mogelijkheden ziet: die jongen zou wel eens, nu hij van alles blijkt te kunnen vinden, wel eens van groot belang kunnen zijn bij het vinden van aardolie – iedereen weet dat Italië nooit geheel en al autarkisch kan worden (Italia farà da se) als het land geen eigen aardolie heeft. Spoiler alert: er is tot op de dag van vandaag geen spoor van aardolie en maar een heel klein beetje aardgas gevonden in Italië.
De fascistenleider, daarbij gesteund door een maffe professor die wel enige vooruitgang in zijn eigen carrière vermoedt indien de jongen olie kan vinden, ziet via via kans Mizzica onder de aandacht van Mussolini te brengen. De Duce neemt het allemaal serieus, geeft de familie van Mizzica een maandloon en laat de prof met de jongen afreizen naar Lombardije, want daar moet olie te vinden zijn. Nadat de jongen een paar weken naakt over akkers heeft gerend zonder resultaat, wordt het project afgeblazen.
Maar de nutty professor laat zich niet zo snel uit het veld slaan; hij meldt zich bij de nieuwe districtsleider van de fascisten in Vigáta, die drie jaar lagere school afgemaakt heeft, en vertelt dat Mizzica een brein heeft dat perfect aanhaakt bij de hersengolven van de Duce, waardoor Italië kan beschikken over het perfecte instrument voor de contraspionage.
Maar voor daar nader op ingegaan kan worden is er nog een andere gestoorde geleerde die Mussolini een plan stuurt voor enorme vliegers die als bommenwerper zouden kunnen dienen. Voordeel was dat die op de wind vlogen zonder verspilling van kostelijke aardolie.
Onze eigen professor geeft niet op en samen met een al even maffe geoloog bedenkt hij, dat de jongen dus alleen metaal kan vinden. Goud dus! En ooit heeft genoemde geoloog zonder erbij na te denken geschreven dat op de Dodemanspas op Siclië wel eens goud zou kunnen zitten. Het nieuws lekt uit, duizenden ‘morti di fame’ worden besprongen door de goudkooorts en rukken uit naar genoemde bergpas.
Waar Mizzica al druk bezig is met heen en weer lopen, opeens ergens blijft staan en zegt: ‘hieronder zit het goud’. Men begint als gekken te graven en vindt een skelet – met daarin een paar gouden tanden.
Mussolini trekt het maandgeld van de familie van Mizzica in en laat de twee geleerden gevangen zetten.
Einde verhaal.
Kort samenvatting: daadkrachtige dictators trekken quasi-wetenschappelijke mafkezen aan die de machthebber onoverwinnelijk willen maken.
Stalin, Mussolini. Trump?
Zou Wilders al eens dat soort plannen van zijn aanhangers hebben gekregen? Een vliegtuig dat automatisch alle moskeeën bombardeert, een machine die een muur van driehonderd meter hoog en 1500 kilometer lang om Nederland bouwt, een klimaatmachine die zorgt dat we elk jaar een Elfstedentocht hebben en een witte Kerstmis? Of komt met een plan voor een ondergronds concentratiekamp voor moslims en een speciale kazerne voor dienstplichtige Zwarte Pieten?
Ik zou wel willen kunnen zeggen: het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.
Maar je kunt niet alles hebben.
__________