Bij de bloemist in het dorp gaat het de laatste tijd een beetje mis. Veel lege tafels in de kassen, rommel op de grond, honderden planten die vorige week al water hadden moeten hebben. Een in halve duisternis verdoken tentoonstelling van uitzinnige kerstspullen.
En wat we zoeken is in geen velden of wegen te bekennen.
‘We gaan wel even kijken op de Woonboulevard.’
‘Ja, goed, maar dan wel even langs huis, ik moet plassen.’
‘OK’.
Ik stop voor de huisdeur. Ik ben inmiddels verdiept geraakt in een gesprek op Radio 1.
‘Geef me de huissleutel even.’
De huissleutel zit, mede op haar aandringen, aan mijn sleutelbos waaraan ook de contactsleutel. Als ik die uit het contact trek kan ik het gesprek op Radio 1 niet meer volgen omdat de radio dan uitgaat.
‘Heb je zelf geen huissleutel?’
‘Nee.’
Mijn vraag is ook overbodig. Ze heeft nooit haar tas bij zich, waarin niet alleen sleutels, maar ook rijbewijs, identiteitskaart, portemonnee, pinpas. Argument: ‘Dat heb jij toch allemaal bij je.’
Dus ik zucht. ‘Je hebt nog altijd niets bij je.’
Maar ze heeft de sleutels al te pakken en verdwijnt spoorslags zonder nog iets te antwoorden.
Ze moet namelijk plassen. En als ze moet plassen, moet ze plassen.
In de auto valt een weldadige stilte. Waar ging die discussie op Radio 1 ook alweer over?
In het uitgestrekte tuincentrum op de Woonboulevard hebben ze alles wat je maar kunt bedenken en vooral veel dat je nooit zelf zou bedenken, voor Kerstmis. De kerst.
Maar niet wat we zoeken.
Ik moet er eigenlijk een beetje van plassen.
_______