Om een aantal redenen heb ik niks aan de Openbare Bibliotheek. Ze hebben er weinig actuele literatuur, bijna niks aan Engelstalige literatuur en al helemaal niks in het Duits en Italiaans.
Daar komt bij dat ik de eigenaardige eigenschap heb – en ik ben niet de enige – dat ik een boek dat ik gelezen heb in de boekenkast wil zetten om het eventueel later nog eens te lezen. Dat laatste doe ik maar zelden, want er als altijd actuele literatuur die voorgaat, maar bijvoorbeeld De Avonden van Gerard Reve lees ik minstens eens per jaar, bij voorkeur tussen Kerstmis en Nieuwjaar.
Wat doe je dan met al die boeken? Ze hebben een binnenhuisarchitecturele functie zolang ik ze niet herlees: mijn huis is nu eenmaal een huis vol boeken. Daarom heb ik eigenlijk ook een hekel aan de e-reader.
Dezer dagen kwam een buurman me vragen of ik het bundeltje columns van Youp van ’t Hek, genaamd Bang, wilde lenen. Hij had het uit de Openbare Bibliotheek en hij bekende dat hij er weinig van begreep.
Ik zei dat ik het wel wilde lenen en ik heb het deze week uitgelezen. Het zijn columns van de cabaretier die hij publiceerde in NRC Handelsblad in 2014 en 2015. Soms koop ik wel eens een exemplaar van die krant en dan lees ik de column met genoegen. Maar zoals ze in dat boekje staan, vormen ze toch behoorlijk zware kost.
Youp gaat in op de actualiteit van de week van publicatie en dat betekent niet altijd dat je je na een jaar precies herinnert waar het ook weer over ging. Dat was blijkbaar het probleem van mijn buurman.
Het zijn ook vrij monotone stukjes, viel mij op bij lezing. Hij legt vaak een nogal kunstmatig verband tussen diverse gebeurtenissen, herhaalt meestal enkele malen een zinnetje waardoor de samenhang versterkt wordt en hanteert een slotzin die de lezer bij de strot moet grijpen.
Ik zou zeggen: een schoolse manier van columns schrijven.
Bovendien blijkt Youp iemand die zich, alweer tamelijk monotoon, met de Nederlandse politiek bemoeit.
Maar ach het leest lekker weg, en ik kan maar van één probleempje melding maken: een van de vorige lezers van het boek heeft de betreurenswaardige gewoonte om niet een boekenlegger te gebruiken, maar de bladzijde een ezelsoor te geven, die er nooit meer uitgaat, hoe je het oor ook gladstrijkt. Zo moest ik constateren dat die vorige lezer hoogstens twee columns per keer las, maar meestal maar een. Die moet toch een aantal weken met het werkje zijn bezig geweest.
En toen realiseerde ik me dat ik nog een reden heb om de boeken die ik lees te willen bezitten: ik wil de eerste (en dus vaak de laatste) zijn die het boek leest, en dat ik dus aanzienlijk minder genoegen beleef aan een geschrift – boek, tijdschrift, krant – die al door iemand anders is gelezen, zeg maar: misbruikt, bijvoorbeeld door tientallen ezelsoren aan te brengen in een dun boekje als Bang van Youp.
Een gebroken rug is nog erger, natuurlijk.
_________