In mijn directe sociale omgevinkje hebben we twee uitersten. Aan de ene kant hebben we sinds kort de slimste meid sinds tijden, onze driejarige kleindochter Emma, die tijdens ons tuinfeestje van zaterdag haar kans schoon zag, in de tuin alles inspecteerde waar ze in ons gewone doen vanaf moet blijven en daarbij een paar bezoekende knulletjes van vele jaren ouder meetrok, die zich de kans natuurlijk ook niet lieten afpakken.
En aan het andere einde de plaatselijke houtduiven.
Hoewel het vanuit de evolutie gezien (‘survival of the fittest’) niet mogelijk is, stellen wij sinds jaar en dag vast dat de roedel houtduiven die onze tuin bezoekt zonder uitzondering behoort tot de stomste exemplaren van het dierenrijk. Ze laten zich nog net niet gewillig pakken en in de pan stoppen (‘daar vliegt het avondeten’) maar ze nestelen hardnekkig op de stomste plekken, brengen hun eentonige gekoer bij voorkeur ten gehore door openstaande ramen en in schoorstenen en het mag een wonder heten dat er ooit nog levend nageslacht ontstaat dat zelf ook aan de slag kan als een dikke schommel met niet-begrijpende kraaloogjes.
Dat wonder had zich dezer dagen blijkbaar toch weer eens voltrokken zonder dat de eksters – de taliban van het dierenrijk – het gemerkt hadden; normaal eten die de eieren van andere vogels al op direct na het leggen (‘lekker vers’) of nuttigen ze, na onthoofding, de pas uitgekomen kuikens, die makkelijk te pakken zijn in hun strategisch rampzalig gepositioneerd nest. Waarna volledigheidshalve, de kopjes als waarschuwing worden achtergelaten op het terras.
Maar die ene die ik vanmorgen tegenkwam was aan dat alles dus ontsnapt.
We hebben in de tuin een schuurtje waar de friteuse staat en de barbecue. Die laatste bevindt zich onder een hoes van nogal stug, ritselend plastic. Verder staat en ligt er wat tuingereedschap. Vanmorgen liep ik de open toegang van het schuurtje in om iets te pakken toen ik werd opgeschrikt door een ritmisch geluid, alsof onder de hoes van barbecue een slecht lopende, tegen het plastic rammelende ventilator werd aangezet. Ik deed geschrokken een stapje achteruit en tilde voorzichtig een slip van het plastic op. Een steenmarter? Een bisamrat? (Die had ik al eens eerder gevonden) Een kat?
Welnee, er vloog een houtduif onderuit, een kleintje, zag ik in de seconde die het duurde voor hij tegen de muur van het huis vloog en in het daaronder gelegen struikgewas verdween.
Waarmee meteen was verklaard waarom er gistermiddag een grote dikke houtduif hardnekkig in de directe omgeving van het schuurtje zat en zich niet liet verjagen, ja hoogstens tijdelijk, maar om direct terug te keren. Ook nu was de oude duif aanwezig en bleef vanaf het dak met schuin hoofd naar het struikgewas kijken waar het kind in was verdwenen. Het beest wist dus dat het kind onder de hoes van de barbecue moest zitten, maar hoe het te redden (en van uitgekotst voedsel te voorzien) was uiteraard voor zo’n stom beest in te ingewikkelde opgave geweest.
En of het nu gelukt is, dat weet ik niet. Misschien was het te laat. Of misschien ben ik daar ook wel te stom voor.
Zal ik het Emma eens vragen?
_________