Dat prachtige lied van Yentle & De Boer : Ik heb een man gekend, dat is eerlijk gezegd treffender opgemerkt dan goed voor is voor mijn ego. Driemaal deze week kwam ik er achter dat ik ‘ook zo’n vent’ ben – nou ja, ik wist het natuurlijk wel, maar er met je neus door diverse vrouwen op gedrukt te worden, dat was weer heel iets anders.
Het gaat om mannen die indruk proberen te maken met hun, wat vroeger in het Dagblad Trouw de naam van een rubriek was: nutteloze kennis. En Y&dB bedoelen dan ook nog mannen die die nutteloze kennis niet echt beheersen, zoals de whiskyliefhebber die alleen Ierse whisky drinkt en de rooksmaak ervan het ‘boeket’ noemt – ‘dat weet ik dan weer.’ De clou is: ach laat hem maar, als hij dat nou leuk vindt, maar ik zoek iets anders.
Met het lied wonnen ze vorig jaar de Annie M.G. Schmidtprijs en prompt werden ze er wereldberoemd mee, in Nederland en trekken ze, terecht, vind ik, volle zalen met hun duetten. En niet alleen omdat het van die uitstekend uitziende, ietwat brutale meiden zijn bij wie je nog wel eens de neiging hebt een kansje te proberen te wagen door tentoonspreiden van nutteloze kennis.
De eerste die het opviel dat ik ‘ook zo’n vent’ was, was natuurlijk Djamila, die ik het lied via Youtube ten gehore bracht.
In die val trapte ik gisteravond alweer toen ik tijdens de pauze van het optreden van Y&dB in het Openluchttheater Valkenburg, in gesprek raakte M&M, medewerksters van het theater, over het optreden daar, morgen, van astronaut André Kuipers. Toen M langs haar neus weg vroeg hoe zo’n ruimteschip zo snel eindeloos rondjes kon draaien, begon ik meteen uit te leggen dat de ontsnappingssnelheid 11 km/sec is en dat de snelheid op de hoogte waarop het internationale ruimtestation ‘vliegt’ ongeveer 28.000 km/u moet zijn om in die baan te blijven – maar ik kon die zin natuurlijk niet afmaken omdat de andere M droogjes opmerkte: ‘Ik heb een man gekend.’
Voor en na de pauze heb ik met bewondering zitten kijken, de schitterende teksten, de uitstekende liedjes in de ijzersterke traditie van Hollands cabaret uit de jaren vijftig tot en met zeventig van de vorige eeuw, de prima zangstemmen van de dames, de uitmuntende solisten die hun drie begeleiders blijken te zijn – het is een geheel nieuw genre, en zoals gezegd ook weer niet. Misschien omdat er, qua meisjesachtige, zelfgerelativeerde brutaliteit, andere varianten zijn zoals Plien & Bianca (nee, niet Hepi & Hepi). Kort samengevat: mooie meiden, goeie teksten, prima muziek, daar ga je voorzichtig mee om, die willen we nog lang houden.
Na op het feeëriek verlichte terras (ons soort mannen merkt zoiets op) nog een glas te hebben gedronken begaf ik me naar de uitgang en liep tegen het juist vertrekkende gezelschap van Y&dB aan. Het leek me niet meer dan logisch dat ik na mijn hartelijk applaus ook nog een persoonlijke opmerking zou maken, maar ik trapte er niet meer in: ik vertelde meteen aan de dames wat me al twee keer was overkomen. Ze moesten hartelijk lachen, zeiden heel netjes ‘u’ en ‘meneer’ tegen me en ik vergat een prachtige selfie te maken.
Dat weet ik dan weer.
_________