Sinds een tijdje krijg ik af en toe de vraag om mee te doen aan wetenschappelijk onderzoek naar geheugenproblemen. Je moet ervoor naar Maastricht-Randwyck, waar onder veel meer het instituut Psychology and Neuroscience is gevestigd. Je reist er comfortabel heen, met de Veolia trein die voor de deur van het instituut stopt.
Voor een onderzoek naar het werkgeheugen maak ik – via de mail – gedetailleerde afspraken voor in totaal vijf sessies, vandaag te beginnen. Ik voldoe aan de criteria: nog net geen tachtig jaar, kunnende lezen met bril en kunnende horen met gehoorapparaat.
Ik ben om de afgesproken tijd daar, half elf, ik vraag aan de portier mij aan te melden bij de wetenschapster die het onderzoek zal doen. Ik heb daar bij eerdere gevallen slechte ervaring mee: de portier weet van niets, interesseert zich trouwens ook niet voor mij. Oh, een wetenschappelijk onderzoek, zegt hij, wie moet u hebben? Ik noem een naam, ik noem twee namen, maar geen van beide zijn ze te vinden in de computer. ‘Dat zijn zeker studenten,’ zegt de portier op licht smalende toon, ‘Die hebben wij hier niet in de computer.’ Dit is, voor de goede orde, de Rijksuniversiteit Maastricht. Pardon: Maastricht University.
De vorige keer kwam het binnen een minuut goed, omdat de studente die het onderzoek deed al kwam aanlopen nog vóór ik goed en wel op het bankje tegenover de portier zat.
Ik ga dus nu ook op dat bankje zitten.
Een uur en tien minuten later zit ik er nog.
En filosofeer over de moderne jeugd die permanent online is, communicatie is alles. Maar even bij de portier een briefje neerleggen met de mededeling ‘Meneer Brun komt om half elf voor mij, bel mij dan even’ dat is misschien wel erg old skool.
Tevens stel ik vast dat er in het gebouw Wifi is, maar dat ik daar als gast een gebruikersnaam en wachtwoord voor moet aanvragen. Ja, duh.
En ik stap tegen kwart voor twaalf op, zodat ik de trein nog net kan halen.
In de trein is wel gewoon Wifi, dus ik stuur een mail. Om me heen zitten tientallen meisjes, allemaal ingestapt bij de universiteit, razendsnel te whatsappen.
Als ik thuis ben heb ik antwoord: Ze was door omstandigheden verhinderd, las mijn mail om tien voor één en of ik morgen kon? Ik had inmiddels al besloten om aan dit onderzoek niet meer mee te doen.
En vroeg me intussen af: verhinderd door wat voor omstandigheden? Verhinderden die je zelfs om de portier te bellen om te vragen of ik er nog was en hem mij te laten vragen nog even te wachten?
Geen nood verder, ik had een mooi boek bij me en ik was er weer eens uit, dat gebeurt me de laatste tijd toch te weinig.
Niettemin: in de jaren zeventig noemden wij dat ‘kommunikaatsie, weet je wel?’
Of had ik het in het Engels moeten doen?
_________