Door Peter Stiekema
Laat in de middag, gisteren, kreeg ik een mailtje van het Opiniepanel van EenVandaag met de vraag of ik herinneringen had aan Johan Cruijff en of ik die met hen wilde delen. Na enige tijd nadenken schoot me een toch wel bijzondere anekdote te binnen.
Ooit, rond 1990, had ik een lang telefoongesprek met hem, en het was geen prettig gesprek. In die tijd was ik lid van de hoofdredactie van een niet nader aan te duiden regionale krant. Op een morgen kreeg ik, via de secretaresse, die zich om de een of andere volstrekt onduidelijke reden assistente van de hoofdredacteur liet noemen, een telefoontje van de nu overleden voetballer. Op hoge poten riep hij mij ter verantwoording.
Wat was het geval: één van onze sportredacteuren had aan een krant in Noord-Duitsland een column verkocht. De suggestie was gewekt dat die column door Johan Cruijff ingefluisterd was en werd onder diens naam in de Duitse krant gepubliceerd. Een landelijk dagblad, ik meen Trouw, zou achter deze gang van zaken zijn gekomen en had Johan daarmee geconfronteerd. Om een lang verhaal kort te maken, Johan was woedend en eiste financiële genoegdoening.
Johan was in die tijd verbonden aan de Telegraaf als columnist en het dagblad waar ik werkte was toen een dochter van De Telegraaf. Met een verwijzing naar die relatie tussen ondergetekende en De Tel, wist ik Johan met enige moeite tot bedaren te brengen. Hij nam er genoegen mee dat de journalist het honorarium naar een nader omschreven goed doel zou overmaken en ik enkele hartige woordjes met de betrokken collega zou spreken. Dat laatste was mij in die tijd wel toevertrouwd, kan ik u verzekeren.
En nu is Johan dood en wordt hij door de (inter)nationale pers ongeveer heilig verklaard. Alle Nederlandse tv- en radioprogramma's zijn aan hem gewijd met urenlange uitzendingen. Flink wat aandacht is volkomen terecht, naar dit is wel tamelijk overdreven dunkt me.
Kom op jongens, het is toch maar foetballuh.
_______