Mijn leven is in essentie een jongensdroom. In dit geval de jongensdroom die ik had toen in de jaren veertig en vijftig de vuilniswagen door de straat reed en een heel stel stoere kerels joelend aan de achterkant van de auto hingen, eraf sprongen om de zinken vuilnisbakken met zoveel mogelijk lawaai aan dezelfde achterkant van de wagen op te hangen; ze trokken aan een handel waardoor de bakken, opnieuw kletterend en rammelend, werden omgekeerd en de inhoud ‘gemengd vuilnis’ naar binnen werd gekieperd. Hup, bak naar beneden, losmaken en met zoveel mogelijk lawaai afhaken en op de stoep kwakken, bij voorkeur tientallen meters van de plek waar hij was ‘aangeboden’, want die vuilniswagen bleef rijden. De stoere jongens holden er achteraan men sprongen er joelend op, op naar de volgende rij bakken. Aan het eind van de straat stopte de wagen, de enorme bak met vuilnis werd gekanteld waardoor de reotzooi naar voren schoof en er plaats kwam voor nieuw vuilnis. Het stonk oorverdovend.
Dat wilde ik ook. Nee, niet stinken, maar vuilnisman worden.
En nu is het zo ver. De vuilniswagen komt nog altijd maar niet meer tweemaal in de week maar maximaal éénmaal, en zonder veel lawaai. En de joelende stoere mannen zijn helemaal verdwenen. O nee, op één uitzondering na, waarover straks meer.
Enkele keren in de week is mijn eerste gang naar de kalender van de vuilnisophaaldienst. Aha, opgelet, zeg ik op elke tweede zondag: vanavond moeten de zakken plastic naar buiten, die komen ze morgen vroeg ophalen! Dat is niet waar, want ze komen ’s middags pas, maar als ze buiten staan, dan staan ze buiten en zo denken de buren er ook over.
Eigenlijk hoef ik pas vrijdag weer te kijken, maar er zijn verraderlijke kneepjes in het vak. Zo wordt de BEST-tas (een gele zak voor Boeken, Elektrische apparaten, Speelgoed en Textiel) opgehaald op wisselende dagen, ver uit elkaar. Dat laatste geldt tegenwoordig ook voor de restbak, die maar eens in de maand geleegd wordt.
Volgende week vrijdag is het pas weer de beurt aan de GFT-bak. Er zijn tijden geweest dat ik de bossen gesnoeide takken liet ophalen (dat kan nog steeds, maar dan moet ik weer op de datum letten) maar sinds enige tijd heb ik twee GFT-bakken en die worden eens in de twee weken geleegd. Dus sta ik geregeld een hele middag met de schaar de gesnoeide takken te knippen in stukken die passen in de GFT-bak.
Tussendoor komt de schutterij (of de padvinderij, of het gemengd koor, of de voetbalclub, of allemaal tegelijk) op zaterdag vroeg het papier ophalen. Joelende mannen in oranje hesjes die inderdaad aan de achterkant van de vuilniswagen hangen en eraf springen om de bergen papier en karton erin pleuren. Want we lezen weliswaar nog sporadisch een papieren krant, we zijn wel zeer actief met bestellen van van alles op internet, dat altijd verpakt wordt in aanzienlijke dozen. En vergeet effe die dikke pakken reclame niet, die elke week in de bus vallen, in twee talen.
Het papier moet keurig gevouwen worden en gebundeld, daar ben ik ook een avond zoet mee; en niet zelden kun je mij, slechts gehuld in onderbroek en op pantoffels, ’s nachts naar buiten zien sluipen als ik wakker ben geschrokken door de gedachte: verdulleme, vergeten het papier buiten te zetten.
Dan is er nog de gang naar de glasbak – tegenwoordig minder vaak sinds we het alcoholmisbruik tot verklaarbare vormen (verjaardag, visite, de eerste lentezon) hebben teruggebracht.
Tussendoor onregelmatige ritten naar het Milieupark, dit in verband met de opruimwoede van Djamila. Die, dat moet gezegd, geregeld zuchtend de tuinslang ter hand neemt om de drie Kliko’s een goede beurt te geven.
Ik heb wel eens de indruk dat wanneer ik het niet in de gaten hield, hier wel heel vaak de rotzooi niet tijdig uit het pand verwijderd werd.
Zo blijven mijn huisgenoten de zak voor het plastic vullen tot het plastic er een halve meter bovenuit steekt. Dan is het de beurt aan de Vuilnisman. Die een nieuwe zak aanbreekt, de oude deels leegt zodat hij kan worden dichtgeknoopt en de nieuwe in de bijpassende bak hangt, tegelijk kijkt of de kleine GFT-bak in de keuken niet overloopt en de kleine restbak niet uitpuilt.
Ikke dus. Eindelijk is een kinderwens volledig in vervulling gegaan.
Jammer dat al die dingen nog nauwelijks lawaai maken.
_______