Op de vraag: waar was je op 22 november 1963 weten de meeste mensen het antwoord wel, al zullen er steeds meer moeten antwoorden: in mijn moeders eierstok. Op de vraag: waar je was op 11 september 2001 (voor Fleur Agema natuurlijk: waar was je op 9 november 2001) hebben ook veel mensen een antwoord.
Maar veel moeilijker is het te antwoorden op vraag: wat deed jij in de jaren zestig, en bedoeld worden de jaren zestig van de twintigste eeuw. Dit naar aanleiding van de tv-serie die momenteel loopt onder leiding van Kees van Kooten, mede omdat die min of meer ook leiding gaf aan de jaren zestig van de vorige eeuw. De vraag moet vooral worden begrepen als: wat voor geks, revolutionairs, ongewoons deed jij in die alles omverwerpende jaren zestig van de vorige eeuw?
Ik sloeg vooral aan het denken over wat ik eigenlijk voor publicabels uitspookte in dat tijdperk, nadat ik vanmorgen de column van Annemarie Oster las, waarin zij samenvattend zei (mijn samenvatting) ‘Ik had een baantje bij de VPRO waar ik dagopeningen van dominees moest aankondigen en in Amsterdam wachtte mij de secretaris van James Baldwin, bijna even zwart en niet homoseksueel, die mij alle hoeken van het hotelbed liet zien zonder bevredigend resultaat’.
Jeetje, de turbulente jaren zestig. De brave bruiloft compleet met huwelijksmis, waaraan vooraf meneer pastoor het bruidspaar het enige bruikbare voorhield dat de roomsche kerk me ooit heeft voorgehouden, namelijk dat de jonggehuwden elkaar nooit seks mochten weigeren; de worsteling om de dorpshuisarts te Groesbeek zover te krijgen dat hij de toen pas uitgevonden ‘pil’ voorschreef, de Beatles die hun Yellow Submarine uit de luidspreker van de Draadomroep kweelden, de worsteling om een huishouden met twee kinderen draaiend te houden van het hongerloontje (‘85 gulden schoon!’ galmde de NVV tevergeefs) dat De Gelderlander mij ter beschikking stelde, maar waar ik wel in zeven jaar tijd allround journalist werd. Ik reed op een brommer van het merk Sparta en daarna in een Renault Dauphine die aan de linkerkant niet open kon en die met zilverpapier bijeen werd gehouden en tenslotte het vertrek naar de glorieuze provincie Limburg waar de buurvrouw niets anders bleek te spreken dan Eygelshovens en waar, zo tegen de jaren zeventig, de eerste tekenen van lang haar en spijkergoed hun intrede deden – en dan ben ik weer terug bij Annemarie Oster, want die maakt daar ook gewag van.
En dan waren er nog veel andere dingen, waaronder een paar niet publicabel want er zijn kinderen bij. Maar meestal wel in het nette, precies zoals voor heel veel mensen die hele jaren zestig. Niks gemerkt, dus eigenlijk.
Daarna duurde het wel nog heel lang voor alles weer goed kwam. Of eigenlijk: het is daarna nooit meer goed gekomen.
Zoiets dan maar?
Laatste reacties