De belangrijkste conclusie die we hadden moeten trekken uit de twintigste eeuw: de natiestaat gebaseerd op nationalisme is een dodelijk gevaar; de staat moet terug naar waar hij hoort: hij moet zich beperken tot zijn functie van nutsbedrijf.
De staat zorgt voor veiligheid, infrastructuur voor energie en transport, vrijheid en democratie. De belasting is wat je betaalt voor het abonnement op de diensten van het nutsbedrijf. Omdat geen twee mensen precies hetzelfde vragen van het nutsbedrijf – de een vindt asfaltwegen overbodig, de ander cultuur en windmolens – houden we elke vier jaar verkiezingen, op grond waarvan het programma van het nutsbedrijf wordt bijgesteld.
Ik lijk Plato wel.
Afgelopen zaterdag ontbrandde er een heftige discussie op Twitter – in een relatief klein cafeetje op internet, dus eigenlijk – over de vraag wat het is om Nederlander te zijn, of, om het iets breder te maken: een nationaliteit te hebben.
Aanleiding was een naar mijn smaak nogal larmoyant verhaal van een mij onbekende mevrouw met een exotisch uitziende naam die meldde dat ze nog wel zo haar best had gedaan om een model-Nederlander te zijn, inclusief stamppot en schaatsen, maar zich uiteindelijk genoodzaakt had gezien zich niet meer Nederlandse te voelen maar Marokkaanse – haar ouders en een belangrijk deel van haar familie waren Marokkanen. Wat precies de aanleiding hiertoe was specificeerde ze niet al te uitvoerig, kennelijk veronderstelde ze dat wij dat vanzelf wel zouden begrijpen.
De reacties waren te voorspellen: die kwamen vooral neer op ‘rot dan toch op naar Marokko’.
Ik stelde mijzelf vooral de vraag: wat is dat dan, Nederlander zijn, of Marokkaan, of Italiaan of Rus, of nog moeilijker: Syriër of Irakees. De laatste twee zijn moeilijker omdat Syrië en Irak kunstmatige natiestaten zijn, waarvan de grenzen getrokken zijn door inmiddels voormalige koloniale machthebbers als Frankrijk en Engeland – binnen die grenzen zijn allerlei stammen en godsdienstige groeperingen tegen hun zin in één staatsverband geplaatst, met alle gevolgen daarvan die de laatste honderd jaar hebben mogen aanschouwen.
De natiestaat gebaseerd op nationalisme moet, zal ik maar zeggen, door de Verenigde Naties verboden worden
Als je zegt ‘Ik ben Nederlander’, wat voel je dan? Ik kan me best voorstellen dat je dan de tranen in de ogen pleegt te krijgen bij het zien van de Nederlandse vlag en het horen van het Wilhelmus – iets minder uitdrukkelijk: van stamppot houden en/of kunnen schaatsen. Voor mijn part laat je het ook tot uitdrukking komen door te zeggen dat Nederlandse schaatsers, stamppotboeren, dijkenbouwers en vooral voetballers de beste zijn, omdat het Nederlanders zijn.
Maar vlak daarna ga je over een streep die wat mij betreft niet alleen volstrekt denkbeeldig is, maar vooral allerlei ongemak met zich meebrengt voor jezelf en voor anderen. Ik hoef maar te herinneren aan de Eerste Wereldoorlog waarin miljoenen mensen volstrekt zinloos sneuvelden voor hun Volk en Vaderland, terwijl ze eigenlijk vooral arbeiders waren die, over die grenzen heen, solidair met elkaar hadden moeten zijn (en vóór die oorlog ook waren) bij het nastreven van gerechtvaardigde belangen.
Het absolute dieptepunt werd bereikt toen de Duitsers zich tot Herrenvolk verklaarden en de rest van de mensheid reduceerden tot ‘ondermensen’ die in slavernij mochten leven als ze al niet uitgeroeid hoefden te worden.
Ik heb hier al vaker betoogd dat dit laatste diep in elk mens zit, de afkeer van alles dat ‘vreemd’ is en het gevoel verheven te zijn boven al dat ‘vreemde’. Het doel van beschaving is dan ook, om onder ogen te zien dat in een wereld waar de mensen in toenemende mate een geweldige mierenhoop vormen, die neiging wel onderdrukt moet worden om te voorkomen dat de wereldgeschiedenis één eindeloze Eerste en/of Tweede Wereldoorlog wordt.
Alle ellende in de wereld ontstaat door toe te geven aan een irrationeel gevoel dat jouw nationaliteit en/of jouw godsdienst beter zijn dan die van anderen.
Kortom: niet zeuren dat je nutsbedrijf je niet brengt wat je ervan verwacht had, met je stamppot en je schaatsen, maar blijven proberen het product van het bedrijf te verbeteren.
________