Als ik niet nergens in geloofde (anders dan wat ik met eigen ogen kan zien) zou ik het bijna denken: de wraak van Jeroen Bosch. De twee huizen naast het pand waarin hij een deel van zijn duivelsche schilderijen placht te verzinnen en te maken, stortten zaterdagavond laat in. Je ziet het schilderij voor je waarin hij het had kunnen verwerken: de wegsluipende handwerkslieden die een essentiële balk uit het pand hadden gesloopt, de in elkaar stuikende voorgevel van de brillenwinkel die honderd jaar na Jeroens dood was gebouwd aan de Markt in Den Bosch – het is allemaal veel te toevallig.
En waarom zou dat de wraak van Jeroen zijn? Hij was – in mijn persoonlijke visie – een getormenteerde persoonlijkheid die zijn ongebreidelde fantasie gebruikte om de mensen met de neus te drukken op het feit dat we omringd zijn door dingen die wij niet begrijpen, of erger nog: verkeerd begrijpen, negeren, en vooral: verkeerd willen begrijpen en misbruiken voor eigen doeleinden.
Ik zag de burgemeester van Den Bosch naast de puinhopen staan – ik had bijna de rokende puinhopen geschreven – die zich erover beklaagde dat het belachelijkste dat tot nu toe was bedacht om het worst en bier schransend gepeupel tot meerdere eer en glorie van de neringdoende middenstand naar de Brabantse hoofdstad te lokken: het lichtspel op de eerbiedwaardige gevels van de markt, nu niet door kon gaan.
Het was Jeroen, terecht, te gek voor woorden geworden, dat ze foto’s maken van grotendeels onbegrepen elementen uit zijn werk en die gebruiken om door projectering ervan het oh en ah van de worstvreters uit te lokken, waarna ze hun stuivers zouden achterlaten zodat Den Bosch en zijn middenstanders er flink wat beter van zouden worden.
Alsof de mensonterende openingsscènes van de expositie van Jeroen Bosch werken niet voldoende waren geweest, met koning W. en Ali B. in de hoofdrollen.
Ik denk dat ik maar eens een uitzondering moet maken en wel degelijk moet geloven in een terechte ingreep van iemand die al vijfhonderd jaar dood is.
Want genoeg is genoeg.
En Den Bosch lijkt door die puinhoop, dat litteken, minder dan ooit op De Tuin der Lusten.
_______