Laat ik nou net het meest recente boek van Boris Johnson, The Churchill Factor, hebben gelezen. En dan heb je meteen ook een paar aanknopingspunten voor het Europastandpunt van de burgemeester. Johnson maakt in het boek duidelijk dat hij zich aansluit bij de opvatting van Winston Churchill dat Engeland weliswaar deel zou moeten gaan uitmaken van de Verenigde Staten van Europa, maar dan wel met een aparte status, namelijk als leidende natie die meer in de melk te brokkelen zou hebben dan al die andere sukkels van ‘het continent’. Op 27 juni 1950 verklaarde Churchill in het Lagerhuis: ‘Ik kan mij niet voorstellen dat Engeland een gewoon lid zou zijn van een Federale Unie.’ Johnson merkt trouwens nog even fijntjes op dat de Verenigde Staten van Europa ook een idee van Hitler was – hij had het zelfs bijna voor elkaar, zou je kunnen stellen.
Johnson, die de ‘biografie’ van Churchill de vorm geeft van een persoonlijke lofzang op de Grote Leider, laat blijken dat hij een enorme Britse chauvinist is, van een chauvinisme dat in Nederland volstrekt belachelijk zou zijn. En hij doet dat met een vanzelfsprekendheid die veel te danken heeft aan die wereldberoemde Britse humor.
Churchill, ondertussen, komt uit het boek niet alleen naar voren als de meest Britse en tevens grootste politicus aller tijden, met al zijn excentriciteit, botheid en spectaculaire miskleunen; hij was ook degene die zich realiseerde hoe weinig er in 1939 over was van de grootse meeslependheid van het Brits imperium. In ieder geval te weinig om Hitler tegen te houden.
Zonder Amerika zou Engeland in de Tweede Wereldoorlog nergens zijn geweest, en het is typisch Johnson dat hij opsomt wat er zou zijn gebeurd als Hitler Engeland had kunnen bezetten – dan zou Hermann Goering ervandoor zijn gegaan met de kunst uit de National Gallery en zou Griekenland de Elgin Marbles uit het British Museum terug hebben gekregen – de Elgin Marbles zijn de marmeren friezen van het Parthenon in Athene die Lord Elgin in 1801 jatte uit Griekenland. En die vervolgens vanuit Brits standpunt onvervreemdbaar Brits waren (en zijn.) (Elgin verkreeg ze van de rechthebbende, zeggen de Britten, namelijk van de Turkse sultan die destijds Griekenland bezet hield.)
Zou Boris Johnson werkelijk denken dat de eenvoudige Britse kiezer, geconfronteerd met het Brexit-referendum, daar vóór zou stemmen om de kunst uit de Nationale Gallery alsnog uit Europese handen te redden? Alsof the working classes ooit zelfs maar van die kunst en van die Gallery hebben gehoord.
Maar eerlijk is eerlijk, The Churchill Factor leest lekker weg. En je moet het maar durven: na talloze serieuze biografieën over de grote man ook nog eens op de proppen komen met een boek waarin de krenten uit Churchill’s porridge nog eens smakelijk worden opgediend. En de lezer kan gerust zijn: alle smakelijke standaardgrappen over Churchill komen aan de orde, zoals diens ongezouten uitspraken, met name tegenover vrouwen. Churchill was een racist en een vrouwenhater, hoewel hij bij dat laatste uitdrukkelijke uitzonderingen maakte voor zijn moeder en zijn vrouw – maar Johnson verklaart dat eenvoudig uit de in de eerste helft van de vorige eeuw geldende mores.
Het leven van Churchill was uniek: hij was betrokken bij oorlogshandelingen op vier continenten voor hij in de Britse politiek een leven van duizelingwekkende ups en downs ging leiden, waarbij hij zich zelden door iemand liet adviseren. In het geval van de Tweede Wereldoorlog was dat maar gelukkig ook. Herhaaldelijk voorspelde Churchill met verbijsterende accuratesse de toekomst; ongetwijfeld beslissend voor het verloop van de Tweede Wereldoorlog was zijn resolute afwijzing in 1939 om te onderhandelen met Hitler: die zou zich nooit aan afspraken houden.
Waarna Johnson ertoe overgaat te vermelden hoeveel sigaren Churchill ‘verbruikte’ (hij kauwde er soms alleen maar op) – een kwart miljoen, is zijn conclusie. En dan zwijgen we nog maar over de enorme hoeveelheden whisky en cognac, desnoods nog vóór het ontbijt. Churchill was meer dan levensgroot, ook in die zaken. En hij werd er ook nog negentig jaar mee, al was hij wel gesloopt en grotendeels gedementeerd toen hij in 1965 overleed.
_________