Eerlijk is eerlijk: ik heb mijn boeken een beetje verraden. Althans een deel van het boekenbezit. Koffietafelboeken bijvoorbeeld, om maar eens een lelijk (maar effectief) amerikanisme te gebruiken, zoals fotoboeken van beroemde fotografen, of natuurboeken, over natuurparken in verre landen en reisgidsen, heel veel reisgidsen.
Vijfhonderd konden er wel weg, plaatsmaken voor andere boeken. Allemaal met een goede reden. Als ik foto’s wil zien van Martin Kers, bijvoorbeeld, dan kijk ik wel op internet, in ieder geval heb ik de twee of drie van zijn albums na éénmaal doorbladeren nooit meer ter hand genomen. Boeken over planten en natuur – ik ken ze inmiddels van buiten, en als ik actuele gegevens nodig heb, dan kijk ik wel op internet. Kookboeken, ik heb er twee jaar geleden al tientallen weggedaan en nu zijn er opnieuw gesneuveld, zodat er nog een stuk of twintig over zijn. Ik noem een voorbeeld: het Time-Life Japans kookboek uit de jaren zestig van de vorige eeuw, echt nog altijd onovertroffen (vind ik). En ik realiseer me dat ik voor recepten meestal het internet raadpleeg en daarna het gerecht toch op mijn eigen manier klaarmaak.
En reisgidsen. Reisgidsen hebben de eigenschap te verouderen, vooral als ze gaan over grote steden in verre buitenlanden, die ik ooit graag placht te bezoeken. Capitoolgidsen zijn juweeltjes, maar in de praktijk heb je er weinig aan. Vooral als die praktijk – het klimmen der jaren, bijvoorbeeld – steeds duidelijker maakt dat je er nooit meer komt. Los Angeles, Mexico City, New York, ik heb de boeken goed gebruikt maar ik kom er vermoedelijk nooit meer. In andere steden weet ik inmiddels ook zonder boek de weg: Praag, Boedapest, Berlijn, Rome, Parijs, Barcelona, Wenen, München, de een wat meer dan de andere, maar toch: weg ermee.
Net als de boeken over nationale parken in de VS. En hele ouwe boeken, die net als landkaarten niet alleen verouderd zijn, maar ook vervangen door informatie op, je raadt het, internet. Om nog te zwijgen van TomTom, zonder dewelke wij ons tegenwoordig nog niet tot op de hoek van de straat wagen.
Vijfhonderd boeken, voor een deel ingepakt in gele plastic zakken die speciaal voor dat doel beschikbaar worden gesteld door de plaatselijke kringloopwinkel. Ik ben wel eens in die kringloopwinkel geweest, hele rijen boekenkasten hebben ze daar, heel veel moeite had ik me ervan los te scheuren, wie weet of er boeken bij zitten die ik best graag nog eens zou willen lezen. Die kasten waren een mooi alternatief voor mijn eigen collectie Billy’s.
Ik denk daarbij aan die keer dat ik in een straat in Malang op Java langs een boekenstalletje liep en daar niet alleen stapels Margrieten en Libelles zag liggen, maar ook boeken met verhalen over de tijd dat wij ons Indië nog hadden. Ook daarvan heb ik er altijd nog een paar tussen de ‘Indische boeken’, waarvan er deze keer geen enkele ‘verraden’ is.
Er stonden in de gang ook twee kratten met boeken waarvoor ik geen gele zakken had; ik besloot ze zelf naar het milieupark te brengen. Ik meldde me met het pasje bij de balie en deelde, een beetje trots dat ik ze een buitenkansje kwam bezorgen, mee dat ik twee kratten met onder meer kostelijke kunst- en fotoboeken kwam brengen, voor de kringloop.
‘Meneer,’ zei de beambte achter de balie beleefd, ‘Gooit u ze maar gewoon bij het papier, in de winkel doen ze er toch niks mee.’
Ik liet niet merken dat dit een klap voor me was en dat ik even de impuls had met de boeken naar huis terug te keren.
Maar toen moest ik er aan denken wat voor probleem de thuis overgebleven boeken al voor mijn nazaten gingen vormen.
En ik reed door naar de papiercontainer en stortte de kratten leeg.
Het laatste boek dat ik naar beneden zag verdwijnen was het ‘Zakboekje psychiatrie’.
Niet eens een boek van mezelf.
________