Voor mij stond het sinds jaar en dag vast dat de kans bij een loterij een prijs, laat staan een hóófdprijs te winnen in de praktijk gelijk staat aan nul. Omdat dat wiskundig en statistisch ook echt waar schijnt te zijn, geloof ik dat nog steeds. Ik geloof heilig in de wetenschap.
Maar dan zie je hem ineens op de televisie voorbijkomen, je herkent hem binnen een kwart seconde, die collega die iets jonger is dan jij, maar niet véél jonger; ik heb hem, Rob, in geen jaren gezien of gesproken, ik herinner me hem alleen als een leuke collega die gezellig radicaal was. Ooit staakte de redactie waar ik werkte een dag en hij was degene die daarin aanleiding zag om eens te kijken of de boel ook in brand te steken viel. Als we toch begonnen waren met de revolutie ging dat in één moeite door.
Zo’n collega.
Hij had (heeft, neem ik aan) een knappe echtgenote en vijf dochters – als hij lastig werd zetten die vijf dames hem wel eens de deur uit. Uit zijn verhalen begreep ik dat hij vaak een tijdje op de galerij van de flat stond.
Je ziet hem dus op de televisie, een kwart seconde lang en wat je dan in die vrijwel onmogelijk korte tijd óók nog ziet, dat is dat hij een groot stuk karton boven zijn hoofd houdt, met daarop een grote letters een bedrag in euro’s, ik weet niet precies hoeveel maar in ieder geval meer dan twee miljoen. Euro.
Het kan dus toch – dat gevoel krijg ik nooit als de prijs in handen valt van wie dan ook, maar nu is het Rob, die met dat bord boven zijn hoofd op de bank in Sittard opzij buigt om vrouw haar eerste miljonairszoen te geven.
Toen ik zelf nog wel eens in een loterij ‘speelde’ dacht ik wel eens, net als veel eerder mijn oude vader, wat ik met een grote prijs zou doen. Mijn vader zei het elke zaterdag – hij speelde in de Duitse Lotto – dat hij eerst een zes-cylinder Opel zou kopen en de rest van het geld onder zijn kinderen zou verdelen. Het kwam er niet van.
Ook ik speelde jaren in de Duitse Lotto. Ik won in al die jaren tien DMark. Nadat ik had uitgerekend dat ik intussen de prijs van een middenklasse auto had uitgegeven aan loten ben ik ermee gestopt.
Voor die tijd droomde ik van het ontwerpen en laten bouwen van een huis in de stijl van Frank Lloyd Wright. Maar allengs werd ik realistischer: je moet, zeker op mijn leeftijd, niet meer je hele leven overboord gooien en iets geheel nieuws beginnen.
Voor liefdadigheid ben ik eerlijk gezegd niet in de wieg gelegd, maar één ding wilde ik zeker gaan doen: nooit meer in een lijnvliegtuig stappen maar altijd in een particulier toestel, noem het een business jet, en voor de rest ging ik veel taxiritten maken. En een mooie, wat saai ogende Maserati kopen, dat dan weer wel. Voor de boodschappen.
En de rest van het geld inderdaad naar de kinderen – als dat niet heel erg ongezond voor ze zou zijn, natuurlijk.
Ik wens Rob dan ook veel wijsheid toe en ik ga gewoon door met zeker weten dat je in de loterij niet kunt winnen.
En al helemaal niet als je geen loten koopt.
________