Vrij Nederland, in geen jaren heb ik het zelfs maar ter hand genomen. Toch was ik begin jaren zestig, ik denk tot ergens midden jaren zeventig, een fanatiek lezer van het blad. Ik kreeg het op vrijdag in de bus en ik besteedde een goed deel van de zaterdag en de zondag aan de lezing van dat weekblad, toen nog op broadsheetformaat.
Ik was totaal verknocht aan Battus, aan Victor Baarn (en nog veel meer pseudoniemen van Hugo Brandt Corstius), genadeloos over het koningshuis én de Nederlandse taal, aan Yrrah (cartoonist Harry Lammertink), Martin van Amerongen, aan Bibeb (Elizabeth Soutberg) schrijfster van de rubriek ‘Zomaar wat vrouwelijkheid’ maar vooral de ‘uitvindster’ van het moderne interview, over wie straks meer. Een groot deel van die periode was Mathieu Smedts de hoofdredacteur; dat was een echte, in die zin dat hij tijdens een interview straalbezopen en weer helemaal nuchter placht te raken. Daarna de meester van de ironie Rinus Ferdinandusse – beroemdste opmerking: ‘Niemand is gehouden zijn eigen verhaal kapot te checken.’ Gevolgd door de (later in het harnas overleden) Joop van Tijn.
VN had enkele medewerkers die echt artikelen schreven vanhele pagina’s en soms twee pagina’s schreven – zoals Igor Cornelissen; iedereen bij VN schreef min of meer vanuit achtervolgingswaanzin – behalve misschien de kok Hugh Jans die vrijwel overal knoflook u.d.kn. in verwerkte – betreffende de CIA, Moskou, het koningshuis.
En paranoia was nog niet eens de meest in het oog springende eigenschap van de toenmalige redacteuren en medewerkers van VN. Wat ze vrijwel allemaal met elkaar gemeen hadden: ze hadden zich vastgebeten in een onderwerp of groep van aan elkaar verwante onderwerpen en schreven daar eindeloos over, zonder enige samenhang met wat de actualiteit probeerde voor te schrijven. Martin van Amerongen bijvoorbeeld, die helemaal was blijven hangen in het Duitsland van Heinrich Heine (al overdrijf ik dat nu een beetje) en de Duitse klassieke muziek.
Juist die omstandigheid was het grote succes van Vrij Nederland in die dagen – je moest als lezer natuurlijk wel flink links zijn om deze soms zware kost te kunnen verteren, maar als je daar eenmaal aan gewend was, dan voelde Vrij Nederland aan als een warm nest. Ik heb het dezer dagen al enkele malen gelezen, onder andere bij Bert Wagendorp: je liep met Vrij Nederland onder de arm op straat om een niet mis te verstaan statement te maken: je was links en je had het hele zootje kuipers, kruipers, rechtse ballen, trotzkisten en fascisten en uiteraard het koningshuis in de smiezen.
De hoofdredacteur van de krant waar ik tussen 1960 en 1967 de kost verdiende, Louis Fréquin, vond Vrij Nederland natuurlijk ook een blad van linkse scherpslijpers uit Moskou, maar dat weerhield hem er niet alleen van zich door Bibeb te laten interviewen; van die gelegenheid maakte hij gebruik om in het geheim naar aanleiding van hun tweegesprek een interview met háár te schrijven en dat als verrassing geplaatst te krijgen in VN.
Dezer dagen werd bekend dat Vrij Nederland vanaf volgend jaar zal verschijnen als maandblad – en op maandbladen zit niemand te wachten, de Linda uitgezonderd. Het is het begin van het einde, dat is duidelijk. Er is deze week gespeculeerd dat zwak redactioneel beleid aan de ondergang van VN ten grondslag zou liggen. Ik kan dat niet uitsluiten, maar sinds een aantal jaren zijn de dagbladen in het weekeinde zo dik en omvangrijk en gevarieerd dat je gewoon geen tijd overhoudt om er een politiek getint weekblad te lezen. De abonnees lopen weg, onder andere is een zwakke redactie daar het gevolg van, zodat nog meer abonnees zich wenden tot de bijlagen van NRC-Handelsblad, de Volkskrant en Trouw of hun eigen regionale krant, sinds een tijdje het Algemeen Dagblad in slechte vermomming.
Ook de roemruchte verzetskrant VN – ooit al bijna failliet doordat de redactie zich als enige in Nederland verzette tegen de koloniale oorlogen die het straatarm uit de oorlog te voorschijn gekomen Nederland voerde tegen een in op stand gekomen al even straatarm volk aan de andere kant van de wereld – gaat uiteindelijk teloor aan de veranderingen in de mediawereld veroorzaakt door andere leesgewoonten, het internet en de grote dagbladen.
Het is jammer en het is niet anders en ik heb zelf ook, al zeker vijfentwintig of dertig jaar geleden, het abonnement opgezegd, dus ik heb niet eens recht van spreken.
________