O ja en dan nog even het Groot Dictee: de tekst was, ik denk voor het eerst in de geschiedenis van het Dictee, een heel normaal stukje, waar voor de ‘sier’ achteraf nog wat losse moeilijke woordjes in verwerkt waren. Op een enkeling na geen constructies met moeilijke accenten, apostrofs en gedachtestreepjes en geen zeer ouderwetse woorden die de samensteller van de tekst ontleend leek te hebben aan een obscuur woordenboek uit het begin van de negentiende eeuw.
Maar er was toch iets met dit dictee: het kwam namelijk op de Noord-Nederlandse deelnemers over als ‘wel erg Vlaams’. Eigenlijk kan dat niet, want Vlaams is natuurlijk gewoon Nederlands en geen regiolect. Maar laten we het zo formuleren: het door Lieve Joris geschreven stukje vertoonde trekjes van de verwijdering die de laatste jaren plaatsgrijpt tussen het Nederlands van Nederland en het Nederlands van Vlaanderen.
Zo heb ik bij het Boekenweekgeschenk van dit jaar, dat van Dimitri Verhulst, me ervan moeten weerhouden af en toe Van Dale of het Groene Boekje erbij te pakken. Ik acht mezelf weliswaar een vaardig lezer van in Vlaanderen geschreven teksten en weet ook dat de ene Vlaming veel meer regionale woorden en zinsconstructies gebruikt dan de andere, maar Verhulst schrijft toch op het randje – al kan dat ook gewoon mijn perceptie zijn die niet door anderen wordt gedeeld.
Dat iedereen daar weer anders over denkt bleek ook zaterdagavond: woorden als nonkel, redemptorist, soutane, brousse en Kikongo – in de eerste twee zinnen – werden door veel Nederlanders niet herkend. Ook wel door dubbel onbegrip, want ‘redemptorist’ en ‘soutane’ zijn ook nog eens bij uitstek katholieke woorden, net als verderop ‘heeroom’.
Maar ‘brousse’ kent de geroutineerde krantenlezer toch al uit de jaren zestig van de vorige eeuw, toen er in de brousse van voormalig Belgisch Congo toch het nodige aan de hand was. Ik vond het jammer dat de taalkundigen achteraf het woord Kikongo niet verklaarden – in het Swahili, waar het Kikongo toe behoort, is het voorvoegsel Ki een aanduiding dat het om de taal gaat. Kiswahili is in het Swahili de naam van de taal, Waswahili de mensen die die taal spreken. Nou ja, voor het dictee was die wetenschap natuurlijk niet noodzakelijk.
Voor mij helemaal nieuw was de uitdrukking Neerpelts spreken – kennelijk vinden Vlamingen dat in de Belgisch Limburgse plaats Neerpelt een aanvaardbaar mengsel van Nederlands en Vlaams wordt gesproken. Astrant is een woord dat in Zuid-Nederland (met name in Nijmegen) geen Vlaams maar vooral een ouderwets woord wordt gevonden. En dat velen fouten maakten in de spelling van Scylla en Charybdis, dat is zo gek niet, die twee plaatsnamen hebben heeft nu toch werkelijk met de spelling van het Nederlands weinig te maken. Nog wel even dit, uit de bodemloze doos met nutteloze kennis: in Calabrië – onder aan een steile helling naast de A3 – ligt de plaats Scilla, ongetwijfeld uitgesproken als Sjiella; Charybdis is nergens meer te bespeuren.
En toen kwam nog de finale tussen vier winnaars, twee Vlamingen en twee Nederlanders, een finale die wel erg leek op die uit de Nederlandse Slimste Mens. Persoonlijk vind ik het onzin dat een F-16 een vliegtuig is en een F16 niet, dat een koffie verkeerd tegenwoordig caffè latte heet – een gerecht dat ik in de jaren vijftig al dagelijks at – gerecht omdat het een ontbijtpap was van koffie, melk, suiker en stukjes oud brood – en dat bij mij thuis de eerbiedwaardige Friulaanse naam cafilàt droeg, een woord dat ik in het Friulaanse woordenboek (uit 1934...) ook al niet kan terugvinden.
En met gequeued ging voor mij de deur dicht. Dat is in de rij staan, jongens, en daar is de normale Engelse uitdrukking voor: to stand in line.
Gecueued, vertel dat uw bomma.
______