In mijn familie van voornamelijk donkerharige mediterrane types loopt een goudadertje: zo nu en dan wordt er eentje geboren met blond krulhaar en lichte, meestal groene, soms blauwe ogen. Ik herinner me toen ik zelf net vijf jaar was, mijn zus Lidia, als het engeltje van bijna drie jaar met blond enigszins krullend haar en blauwgroene ogen dat voor, tijdens en na het bombardement van Nijmegen, in februari 1944, in het Canisius Ziekenhuis in Nijmegen in quarantaine werd gehouden wegens longontsteking en natte pleuritis, en dat nietbegrijpend door de ramen van de ziekenkamer keek naar ons, haar ouders, haar zus en mij.
Lidia was een stil kind, maar dat viel nauwelijks op door het lawaai dat de overige kinderen Brun plachten te maken. Ik ben, moet ik zeggen, maar sporadisch getuige geweest van haar leven. Dat werd veroorzaakt door mijn, maar vooral door haar uithuizigheid als reisgids – vijfentwintig winters bracht ze door in Crans Montana in Zwitserland, minstens een jaar in Bangkok, vele zomers in Lignano, ook enkele zomers op Sicilië en in Tunesië – Lidia was maar zelden in Nederland. Ze kreeg er geleidelijk aan een zeer on-Hollandse levenswijze van. Ze verving die door, wellicht onwillekeurig, de levenswijze aan te nemen van mensen die je elke dag op Italiaanse markten kunt zien: de chic maar niet uitbundig geklede en gekapte oudere dames die kieskeurig de ingrediënten voor il pranzo of la cena uitzoeken, zich inmiddels bewust van de ernst van het leven. Onderweg enkele overwegingen uitwisselend met een toevallig passerende prelaat.
Zelden heb ik iemand gezien die zo onverstoorbaar haar eigen plan trok zonder zich ooit door iemand anders van de wijs te laten brengen. Ze had ongetwijfeld een mening over alles, maar meestal hield ze die voor zich. Dat is althans mijn ervaring – dat kwam ook doordat ze wel wist dat veel van haar opvattingen diametraal tegenover die van mij stonden, en ruzie in de familie was wel het laatste dat ze wilde.
Deze schets zou onvolledig zijn als ik niet zou vermelden dat ze zeer begaan was met het lot van veel naasten. Ik zeg niet te veel als ik stel dat haar vader, mijn vader, haar grote liefde was. Ze noemde diens overlijden in 1982 ooit ‘het ergste dat haar ooit was overkomen’.
Lidia was, in al haar behoudendheid, een cosmopoliet. Op onze reizen kwamen we haar herhaaldelijk tegen: in Sorrento, in Rosazzo del Cividale, in Crans Montana, in Camogli, in Napels. Zonder veel ophef kon ze vertellen van haar trips als reisgids, bijvoorbeeld langs de architectuur van Frank Lloyd Wright in Amerika, de cruises met Amerikaanse toeristen op Rijn en Donau, tot mannen met peniskokers op Nieuw-Guinea. Het moet een mooi, druk en afwisselend leven zijn geweest.
Afgelopen woensdag in de zeer vroege ochtend is ze in haar slaap overleden, halverwege tussen haar 74ste en 75ste jaar. Ze was allang niet blond meer, maar ijdel bleef ze wel, dat heeft ze zelf zwart op wit gezet.
Ik ben als enige nog over van dat vrolijke gezin van weleer.
________