Volkskrant-columniste Sylvia Witteman was op vakantie in Durbuy, een schattig plaatsje in Wallonië, waar de rivier de Ourthe in de winter, bij hoog water, gewoon de N833 neemt, waardoor het dorp tijdelijk in tweeën wordt gesneden. Gelukkig niet voor lang en zelfs niet elke winter, maar het is wel een signaal dat in België de natuur nog altijd een onberekenbare factor van belang is – kom daar maar eens om Nederland, waar de natuur hoogstens een paar toch al slooprijpe bomen de genadeslag geeft, en dan moet het ook stormen. Zelfs dat komt tegenwoordig ook teleurstellend weinig voor.
Tweemaal in mijn leven bezocht ik Durbuy, een gat van niks, welbeschouwd.
De eerste keer was in 1962, give or take a few years, toen ik er was op uitnodiging van het Syndicat d’Initiative de l’Ourthe – het duurde een dag of vier en het waren zware dagen, want per dag deden we drie of vier plaatsen aan waar we door de burgemeester werden ontvangen met een lange toespraak, gevolgd door lokale spijs en drank, in overvloedige hoeveelheden. We werden begeleid door hostesses die trots vermeldden dat ze hun Nederlands hadden geleerd in Maastricht. Dat werd kennelijk beter gevonden dan in Antwerpen of Brugge, maar het zal ook wel te maken hebben gehad met de Waalse afkeer van Vlaanderen.
(Bekijk trouwens de website van het Syndicat – voor een beetje websitebouwer is dit nog vrijwel onontgonnen gebied.)
Een van de plaatsen die we aandeden was Durbuy, en wij overnachtten er ook. Ik herinner me alleen een nachtelijke wandeling bij volle maan door het dorp in gezelschap van een collega. Wij waren ten zeerste dronken en de hele rest van de nacht lag ik in een enorm bed en viel daarin eindeloos achterover. Ik maakte er een mental note: blijf voortaan uit de buurt van de ginfles.
Ik verbeeld me dat dat tripje en het jolige stukje dat mijn meereizende collega’s en ik achteraf in onze dagbladen publiceerden aan de wieg hebben gestaan van het volledig uit de hand gelopen toerisme vanuit Nederland, waar Onze Syl in haar stukje gewag van maakt.
Het is alweer meer dan dertig jaar geleden dat ik Durbuy voor het laatst aandeed. Frans E., eerzaam dameskapper te Vilvoorde, vierde er zijn veertigste verjaardag met een copieus diner in intieme kring, afgesloten met vuurwerk.
Weer aangeland op een Durbuyse hotelkamer mocht ik meemaken dat een van Frans’ gasten (uiteraard een ‘Ollander) een zo juist geledigde champagnefles uit het raam wierp, hetgeen ons kwam te staan op enig gebrom van de hotelleiding.
De volgende ochtend had ik, optimist, een wandeling door de omgeving gepland voor het hele gezelschap. Na tweehonderd meter vond men het meer dan genoeg en moesten we nodig aan de rode wijn.
Ach, je was jong, dat zal het geweest zijn.
Ik overweeg komende maand augustus weer eens het jazzfestival in het naburige Gouvy te bezoeken en onderweg daarheen eens te gaan kijken naar het park met geschoren buxusstruiken, dat, blijkens SW’s stukje van heden, tegenwoordig tot de attracties van Durbuy schijnt te horen.
Dat komt ervan als je Hollanders naar plaatsen lokt, die beter geheim hadden kunnen blijven.
________