Die ochtend al vroeg eerst met vaporettolijn 1 naar het Lido, daar een ontbijt genuttigd bij wat je een vast adres zou kunnen noemen: Al Canton del Gallo, omdat Melati aan de overkant wel heel definitief gesloten leek. Omdat de toiletten van Al Canton ontoelaatbaar zijn, even aangegaan bij een café ernaast waar ik vroeger wel eens een week lang elke avond te veel grappa had gedronken, en waar ik nu de eerste dronkaard al in kennelijke staat aantrof – het was nog geen 10 uur. Zijn vergif: een groot glas witte wijn met daarin een flinke scheut Ramazotti.
De man achter de informatiebalie van het vaporettostation op het Lido had duidelijk gezegd: overstappen op San Zacharia. Ik had hem gevraagd hoe we van het Lido gemakkelijk naar La Giudecca zou kunnen komen, maar ik had van San Zacharia prompt ‘Zattere’ gemaakt. Ligt ook tegenover La Giudecca, maar is geen overstapplaats daarheen. Misschien dat je zou kunnen proberen je in de privétaxi’s te bluffen van het Hilton Hotel, gevestigd in de Mulino Stucky aan de overkant, die op de Zattere hun eigen sjieke aanlegplaats hebben. Maar ach.
Dus zodoende besloten we dan maar vooralsnog niet te lunchen maar terug te gaan naar de camping; daarvoor moet je naar het al eerder genoemde Piazzale Roma voor bus 53. Dat kost een paar minuten met een van de vele vaporettolijnen die de Zattere aandoen.
Maar lopen is ook leuk. Je weet in Venetië alleen nooit hoe lang zo’n wandeling uitvalt; vooral als je een slecht gedetailleerde stadskaart bij je hebt, zie je niet altijd welke stegen en straten gewoon doodlopen op een kanaal. Als je, zoals ooit Lord Byron wel deed, niet wilt zwemmen in het Canal Grande, plaatselijk liefkozend Il Canalaccio genaamd, dan moet je dus vaak terugkeren op je schreden.
Het blijkt een mooie wandeling. Niet heel stil, want de route wordt veel gebruikt door toeristen die met hun rolkoffers onderweg zijn van of naar hun verblijf in Venetië. Wel bijzonder, althans voor ons: het water van de lagune is onrustig, hebben we al gezien en dat resulteert erin dat je op sommige stukken van de route natte voeten krijgt op de kades.
Een smakelijke lunch komt alsnog in zicht als we, na vele ah’s en oh’s over doorkijkjes en vergezichten die zich op de route voordoen, opeens geconfronteerd worden met een offer you can’t refuse: Osteria da Toni, met terras langs Rio de San Sebastian e de San Basegio, die Fegato alla veneziana op de kaart heeft staan – krokant gebakken kalfslever met uitjes. We laten ons dat geen twaalfmaal zeggen en slaan toe.
Daarna zijn we in tien minuten op Piazzale Roma en moeten nog een half uurtje wachten op bus 53.
’s Avonds dineren we in Anticho Ristoro, hotel-restaurant in een mooi Venetiaans huis aan het Brentakanaal. Moderne keuken: onder andere filet van zeebaars, gestoofd in de oven onder een laag ragdun gesneden plakjes Granny Smith appel, voorafgegaan door een geraffineerde risotto met garnalen en aardbeien.
Het is er helaas doodstil en dan kan ik het ook nog niet laten het meisje dat bedient toe te voegen: ‘Mi piacerebbe che Lei parla italiano con me, perche quando sono in Italia voglio parlare italiano, affinche lo impareró meglio – ma invece ognuno chi senta il mio accento comincia, come Lei, a rispondere in inglese o tedesco.’
‘Allora Le parleró italiano,’ zegt ze bedeesd, en doet dat ook, al gaat het niet van harte. Ze heeft potverdorie niet voor niks Engels geleerd, tenslotte.
_______