Ja, die bloedmaan. Veel over gelezen, die moet je gezien hebben.
Om kwart voor vier vannacht werd ik wakker. Ik wist dat de maansverduistering compleet zou zijn om kwart over vier. Dus maar een hoofdstukje lezen in een leuk boek over een werkloze oudere jongere die ten einde raad maar als levend standbeeld ergens in Rome op straat gaat staan – in dit geval verkleed als farao die, wanneer er een euro in zijn mandje valt, in aanbidding voor zonnegod Ra op de knieën zakt.
Dat ik er heel wat van verwachtte kwam doordat eerder die avond de opkomende maan en er prachtig vol, groot en zeer licht bij hing, dus als je dat allemaal kon aanschouwen, gewikkeld in een onheilspellend rood waas, dan was je niet voor niks opgestaan. Om kwart over vier.
Om kwart over vier kleed ik me provisorisch aan en ga, gewapend met de camera, naar buiten. Wat eerst opvalt is de fraaie sterrenhemel die in het pikkedonker te zien is, ik verbeeld me zelfs dat ik recht onder de Melkweg sta – je ziet dat hier maar zelden, gewoon omdat je al ligt te meuren wanneer ze voldoende straatverlichting uit doen om de hemel te kunnen aanschouwen, en een andere voorwaarde is natuurlijk dat het onbewolkt is.
Maar de maan, die enorme maan van gisteravond, waar is die gebleven? In het Zuid-Zuid-Westen vind ik hem, of haar – hij lijkt wel kleiner dan normaal, nauwelijks groter dan een flinke speldenprik, en hij is nauwelijks te zien. Het is de maan, maar dan de maan waar een smoezelig wolkje voor hangt. En dat smoezelige wolkje is natuurlijk afkomstig van Moeder Aarde zelve., Zo ver is het met haar gekomen. Zelfs de bloedmaan is te veel moeite.
Ik probeer er een foto van te maken, maar de autofocus van de camera weigert de maan, dat bruinige stipje, scherp in beeld te brengen.
Jammer.
Ik zoek haastig mijn bed weer op, de thermometer wijst 6 graden aan.
In het boek krijgt een dikke man vlak bij de ‘farao’ een hartaanval.
_______