Onder het motto ‘je moet toch weten wat de vijand uitspookt’ bezoek ik geregeld plaatsen waar staatshoofden en andere ‘reguurders’ hebben huisgehouden. Het graf van Mussolini bijvoorbeeld – maar vooral de plaatsen waar de Oranjes het moede hoofd ter ruste plachten te leggen.
Zelfs bij het betreden van het paleis Soestdijk, dat ik kwalificeerde als een armoedig toneeldecor voor armoedige geesten, voelde ik een woest soort verblindende haat opkomen tegen dat volk – de adel in het algemeen en de koningshuizen in het bijzonder – dat zijn onderdanen placht te beroven van de laatste in het zweet huns aanschijns bij elkaar geschraapte geld ten einde van die centen landhuizen, paleizen en kastelen te bouwen, kwistig voorzien van omringende uitgestrekte bossen en landerijen, volgepropt met de vaak afzichtelijke snuisterijen zoals hemelbedden, Delftsblauwe etagères, schilderijen en gobelins, Moorse toiletkamers en zogenaamde schelpenkamers.
Paleis Soestdijk vertoonde althans nog sporen van recente bewoning en zelfs van meubilering die het vermoeden doet rijzen dat de meest recente bewoners van het huis een zeker gevoel voor eigen stijl en bij de samenleving van hun tijd passende kunst en cultuur hadden bezeten of minstens mensen hadden weten te vinden die het huis naar de eisen des tijds konden inrichten, zoals de kamer waarin Juliana haar vriendinnen placht te ontvangen voor de thee, met meubels uit de jaren dertig.
Juliana en Bernhard waren de laatste bewoners van Soestdijk, zodat het huis nu nog vooral hun sporen draagt – gode zij dank, want de rotzooi aan kitsch die Willem II en zijn echtgenote Anna Paulowna en daarna Willem III en Emma ervan maakten, grenst (nog altijd) aan het onwaarschijnlijke. Die twee stellen verbleven trouwens niet voor ‘vast’ op Soestdijk, dat gebeurde meer op Het Loo. (En uiteraard in Den Haag).
Paleis Het Loo was, althans in mijn gedachtengang, het kleine achterlijke broertje van Soestdijk, maar dan moet je er potverdikkeme toch eens gaan kijken. Enorm veel groter en antieker, solider gebouwd ook. De ene weelderige kamer na de andere, halverwege de dooltocht begint het je al te duizelen en bekruipt je ook het vermoeden dat dit een dusdanig ingewikkeld in elkaar zittend huis is, dat je er, eenmaal binnen, nooit meer uit komt. Gelukkig staan er overal bordjes met de tekst EXIT, en dan weet ik voldoende.
Het modernste dat je in Paleis Het Loo, dat me qua omvang tien maal zo groot lijkt als Soestdijk en qua antiquaire marktwaarde van de inhoud het honderdvoudige, aantreft is de telefoon op het bureau waarachter Wilhelmina droomde van de autoritaire en godvruchtige Staat der Nederlanden en Koloniën, waarvan, als het alleen aan haar had gelegen, zij Opperbevelhebber, Keizerin en Plaatsvervangster van God op Aarde zou zijn geworden.
Voor de rest is alles megalomane protserij op andermans kosten, anders kan ik het niet zeggen. Wansmaak tot en met – wellicht niet in de tijd dat het vervaardigd dan wel aangeschaft werd, want veel van de stijlkamers dateren uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw en men kan die mensen niet met terugwerkende kracht verwijten zich angstvallig te hebben gehouden aan de smaak van mensen van hun eigen stand in Nederland en de rest van Europa.
De geïnformeerde toeschouwer ziet bijvoorbeeld dat de kamer van Willem II lag onder die van zijn vriend Carel Bentinck.
Latere bewoners hebben het er helemaal bij laten zitten. Hoewel ik natuurlijk wel heb staan gniffelen bij de zogenaamde jachtkamer van Hendrik, een duister hoekje tussen twee gangen, waar nog geen koe een haas vangt. Maar jongens, Pieter en Margriet hebben er ooit gewoond met hun zonen – maar geen spoor van Rietveld, Mondriaan, de Nieuwe Zakelijkheid, Jugendstil, De Stijl, nou goed: Berlage, Cuypers, Paul Citroen, te vinden in heel dat paleis Het Loo. Alleen die telefoon suggereert, dat de twintigste eeuw intussen al een poosje op streek was.
En o ja, die tentoonstelling over Sissi kunnen jullie beter aan de BankGiroLoterij overlaten. Dat ze in Schönbrunn, net als in hemel, met gouden bestek aten, dat wisten we toch al lang, en dat Sissi haar van twee meter had ook. De expo wil door de Sissi-films gepropageerde mythes ontzenuwen, maar komaan, zeg toch gewoon dat de keizerin zich kapot verveelde en daarnaast leed aan een opmerkelijke vorm van anorexia, met als belangrijk symptoom haar extreme beoefening van sporten. Maar nee, het wordt met enige verhullende opmerkingen afgedaan. En voor de rest ophemeling in de stijl van het gerenommeerde tijdschrift Vorsten.
Het tentoongestelde materiaal – ook in een paar nauwe gangen van een zijvleugel, komt, ondanks de grote materiële waarde, ook nog eens als behoorlijk armetierig over.
En wat moeten wij eigenlijk met die laatste keizerin van een rijk dat met een geruisloze knal in 1918 ten onderging aan eigen onbenulligheid?
________