Het is komkommertijd en dus zijn we weer op zoek naar buitenaards leven. Alsof we met het hier bestaande leven al niet voldoende moeite hebben.
Maar toch even.
De aarde is – het blijft een ruwe schatting – zeven miljard jaar oud. Op die aarde is, ook alweer volgens een ruwe schatting, sinds twee- of driehonderd miljoen jaar leven aan de gang dat een beetje die naam mag hebben. Leven in aardse termen, dat zijn eiwitten en nog wat scheikundige dingetjes die in tamelijk onsmakelijk lauw water door de bliksem werden getroffen.
De rest is geschiedenis.
Maar even terug in de tijd: driehonderd miljoen van zeven miljard jaar, dat is 0.04 procent. In 0.04 procent van de tijd dat de planeet bestaat was er leven op die planeet. Maar wij mogen graag ‘leven’ onderscheiden van ‘intelligent leven’, en daar rekenen wij onszelf gemakshalve onder. Als je het ruim rekent – dus ook het intelligente leven meerekent dat geen benul had van elektriciteit of radiogolven – dan kom je aan twee, nee: laten we gemakshalve zeggen drie miljoen jaar. En dat is genereus gerekend, hoor, ik weet niet of jullie wel eens een plaatje van Lucy hebben gezien, die moet toch weinig benul hebben gehad van optellen en delen. Ja, misschien wel van aftrekken of zelfs vermenigvuldigen, anders waren we hier natuurlijk so wie so niet geweest.
Dan is er dus in eenhonderdste deel van 0,04 procent van het bestaan van leven op aarde intelligent leven geweest. En neem daarvan dus weer een uiterst klein gedeelte (deel dat percentage nog eens door weet ik veel, 200 jaar) en je hebt de tijd waarin wij wisten wat elektriciteit was en dat je daar draadloos wat mee kon. Eenmaal met je oog knipperen duurt ongeveer honderdduizend maal langer.
Stel je nu eens voor dat er ergens in het heelal, bijvoorbeeld op 1500 lichtjaren hiervandaan, vergelijkbaar leven aan de gang is. Dat dus wel heel erg nauwkeurig synchroon met ‘ons’ leven ontwikkeld moet zijn, en ook nog in dezelfde richting. (Misschien waren ze daar wel heel blij met de status van pantoffeldiertje en zijn ze daar al die tijd gezellig in blijven steken. Dat schiet dus niet op.)
Maar wees eens optimistisch: het leven aldaar is wel degelijk net zo ver als wij. Dat leven stuurt vandaag een Kepler-Youtubefilmpje het heelal in. Over 1500 jaar komt het bij de aarde aan, die inmiddels woest en ledig is omdat we duizend of 1200 jaar eerder al collectief zelfmoord hebben gepleegd door wat ooit ‘global warming’ heette. Of we zijn weggevaagd samen met alle virussen en bacteriën door de inslag van een grote meteoriet.
Jammer van dat Youtubefilmpje.
Of stel dat ze ons enigszins vóór waren, dus dat ze vijftienhonderd jaar geleden dat filmpje aan ons gestuurd hebben. Wij blij, zien dat leuke filmpje van dat collega-leven op Kepler 542, en sturen juichend een filmpje terug, dat daar over vijftienhonderd jaar aankomt – en wat dacht je wat? De planeet is inmiddels woest en ledig omdat ze daar tweeduizend jaar voor aankomst van de video al collectief zelfmoord hebben gepleegd door wat ze daar ‘global warming’ plachten te noemen. Of ze zijn weggevaagd, samen met alle virussen en bacteriën, door de inslag ven een enorme meteoriet.
En dan nemen we dus een aantal onwaarschijnlijke toevalligheden gemakshalve voor lief.
En dan ben ik ook nog zo vriendelijk de boel niet nodeloos te compliceren door de scheve stand van aardas te noemen als essentiële factor bij de ontwikkeling van het leven, de scheve stand die zich elders wellicht niet heeft voorgedaan.
Kort samengevat: hou dus op met die theoretische flauwekul.
In de praktijk zijn we alleen in het heelal, en laten we er ons op concentreren op het streven om dat ook zo te houden – ik bedoel: dat we de aarde niet zodanig verpesten waardoor het heelal echt woest en ledig wordt, zonder al die vrolijkheid, ironie en sarcasme waar we zo vertrouwd mee zijn.
__________