Een dagje in het Bundeswehrzentralkrankenhaus in Koblenz-Metternich, onder persoonlijke begeleiding van Stabsarzt Sabine Schubert, ik kan het in noodgevallen aanbevelen.
Ik was natuurlijk liever van de camping op het schiereiland in de Moezel naar het dorpje Winningen gewandeld, om aldaar een met koele moezelwijn besproeide lunch te genieten, maar komaan, waarom zou alles altijd maar van een leien dakje moeten gaan.
Dus ik kreeg die snel aanzwellende pijn in het rechteronderkwart van de rug, als u zich daar iets bij kunt voorstellen, dusdanig dat een sproeiende zweetaanval mijn leven vergalde en ik er bijna van moest erbrechen – hetgeen later ook gebeurde.
Moet je hier in Nederland eens 112 bellen. Voordat besloten wordt een dokter op je dak te sturen, hebben ze je al het hemd van het lijf gevraagd; in Duitsland, althans in deze omgeving, gaat dat anders. Binnen een kwartier stond een buitenmodel knalgele ambulance van de Bundeswehr achter de camper, er kwamen drie in kwieke groen met oranje pakjes gestoken reuzen van een jaar of 24 uit die me zonder veel omhaal vastgespten op de brancard in de wagen en de reis naar wat een van de drie noemde ‘het lazaret’ werd aanvaard.
Onderweg was al een anamnese opgenomen en in het ziekenhuis werd ik in een rolstoel gezet (terwijl ik die twintig meter gemakkelijk had kunnen lopen) en op een bed gelegd, waar Stabsarzt Sabine, blond, blauwe ogen, drie glinsterende sterren op elke schouder, zich over mij ontfermde.
Nee, geen beelden uit ER of Grey’s Anatomy of uit een andere gladde ziekenhuisserie, maar wat je in Nederlandse ziekenhuizen ook gewoon ziet: de computer doet het eerst niet, infuusnaalden zijn net op en elders moeilijk te vinden, als je een plasje moet plegen voor onderzoek moet je pontificaal door de volle wachtkamer, maar niet zeuren: ik kreeg een infuus met een pijnstiller waardoor de pijn heerlijk en volledig wegzakte.
Bloed afgetapt, van alles opgemeten, von Kopf bis Fuss betast, bevoeld en beknepen, met Ultraschall gekeken naar de buikinhoud – alles geweldig in orde, niks te vinden. Er kon weliswaar ergens een niersteentje onderweg zijn, maar dat zou ik moeten merken bij het plassen, hoewel ze daar ook wel even een CT-scan op los wilden laten. Dat weigerde ik, want ik herinner levendig de ellende die ik ooit ondervond met een contrastmiddel.
Sabine was intussen steeds onrustiger geworden, gewoon omdat ze niks fouts kon vinden, maar uiteindelijk moest ze wel tot een conclusie komen en die was: het is muskulär, het is een spierkwestie, ze voelde nog eens in mijn zij en vond daar, ze zei het echt: ‘ein Knubbel’.
Met een recept voor een pijnstiller en een spierverslapper vertrok ik weer, ditmaal met een taxi, richting camper.
’t Is gek, maar ik dacht: dit heb ik toch maar mooi meegemaakt, een ochtend en een halve middag in het Bundeswehrzentralkrankenhaus, met in de hoofdrol Frau Doktor Sabine Schubert.
Van het bestaan van beide had ik tot dan toe niet eens een vermoeden.
In de hoofduitgang ontwaarde ik de geüniformeerde portretten van de generaal en de admiraal die daar samen directeur-geneesheer waren.
Ik was een dag in goede handen, zij het dat ik nog wel naar een niedergelassene Artz moest. Der Hausarzt? Ja, der Hausarzt.
Die nam een paar dagen later de papieren door en stelde vast ze me in het Bundeswehrzentralkrankenhaus per infuus een middel hadden toegediend dat in Nederland al jaren verboden is. En als die pijn zich nog eens voordeed, snel terugkomen.
Dat Deutsches Eck, waar Rijn en Moezel tezamen stromen en Koblenz lonkt van niet al te ver, dat zien we later wel een keer.
______