Door Peter Stiekema
Een van de berichten waarmee ik me eind vorige week kostelijk geamuseerd heb ging over een uit de hand gelopen communiefeest in een zaaltje te Sittard. Enkele tientallen feestvierders gingen in de nacht (!) van donderdag op vrijdag met elkaar op de vuist, er waren vier gewonden en de politie moest massaal uitrukken om de gemoederen enigszins te bedaren en de nodige aanhoudingen te verrichten. En dat op de feestdag van de hemelvaart van Jezus. Over hoe het met het communicantje is afgelopen werden we niet wijzer. Hopelijk lag het kind al ergens uren rustig te slapen en verbaasde zij of hij zich de dag erna over de merkwaardige verwondingen bij enkele ooms en tantes, of het ontbreken van hen wegens verblijf in deze of gene politiecel. Als je de geschiedenis van de communiefeesten in Zuid-Limburg een beetje kent, valt het niet uit te sluiten dat een massale vechtpartij op een kerkelijke hoogtijdag in dit geval tot de familiale gewoontes behoort.
Ik deed mijn eigen eerste communie in oktober (Ook een Mariamaand, inmiddels al lang vergeten) 1958 in de Fabianus- en Sebastianuskerk te Apeldoorn. Ik was toen net 7. Pas enkele weken daarvoor, zeg maar fris in het tweede schooljaar van de Sint Jozefschool, (de naamgever was, zoals wij enkele weken later leerden, de voedstervader van Jezus, zonder verdere uitleg uiteraard) was ik geïndoctrineerd in het bestaan van een god in drie personen. De vader, die zijn zoon aan het kruis liet spijkeren op een zekere goede vrijdag, die hij met Pasen liet verrijzen uit zijn graf en die, een dag of veertig later, op wat nu Hemelvaartsdag heet, rechtstreeks afreisde naar het rijk der hemelen. Zonder gebruik te maken van de toen juist gelanceerde Spoetnik. En weer een dag of twaalf later was het Pinksteren en werd door diezelfde vader de heilige geest in de vorm van een duif naar de aarde gestuurd om her en der nog wat meer verwarring te stichten en vurige tongen te toveren.
En dan had je ook nog de onbevlekte (wat een woord) ontvangenis en het negen maanden daarna volgende eerste kerstfeest. Je zult destijds maar een katholiek kind van 7 geweest zijn. Dan vergeet ik nog bijna dat we ook onderwezen werden in het bestaan van duivels en een hel, waar we tot het einde der tijden gebraden zouden worden als we niet precies deden wat de godgeleerden ons allemaal wijs maakten. En o, ja, als je heel braaf was, kwam je later, na nog een tijdje vagevuur, in de hemel en daar kreeg je rijstepap van zilveren schalen, die met gouden lepels diende te worden genuttigd. En ik hield niet van rijst, want in de pap van mijn moeder zaten altijd van die gruwelijke vellen. Ik moet toen al stiekem voor een plaatsje in de hel hebben geopteerd.
Na afloop van de plechtigheid was er een bescheiden feestje bij ons thuis, alwaar ik van mijn oma een klein missaal kreeg met kleurrijke beelden van het laatste avondmaal en de kruisweg, zodat ik me ook thuis nog eens op de eucharistie en alles wat daar aan vast zat, kon bezinnen. Van ooms en tantes ontving ik hier en daar een gulden of een knaak, voor de spaarpot, er was limonade en cake en des middags dienden wij ons al weer naar het lof te haasten, waar andermaal iets stichtelijks over ons heen werd gestrooid. Ik vergeet nog te vertellen, dat ik die dag een blauwe blazer en een grijze broek droeg, een overhemd met vlinderstrikje en zwarte schoenen. Ik zag er, kortom, pico bello uit. Er bestaat nog een foto van.
Hoe anders gaat het er heden ten dage aan toe. Vooral hier in Limburg, maar misschien ook wel in Brabant. Onder druk van de sociale omgeving worden kinderen die werkelijk van god noch zure peren weten, de meesten nog niet eens gedoopt, in de richting van de kerk gedreven, want er moet een COMMUNIEFEEST komen, gelovig of niet gelovig. Want alle andere kinderen van de klas hebben ook een communiefeest. En met hele grote, hele dure cadeaus. En een frietwagen, die voor de deur komt en waar alle gasten twee stuks snacks, min of meer gebakken in veel te lauw vet, mogen bestellen. Aardige, onbedorven kinderen worden door hun ouders zo in handen van de Limburgse clerus geduwd, van wie velen de leer van Gijsen bepaald nog niet zijn vergeten. En ouders, kennissen en familieleden zetten het vervolgens op een onbedaarlijk vreten en zuipen. Soms tot diep in de nacht, met alle gevolgen van dien.
Zondag was er in mijn woonplaats een massale communiedag. Ook van iemand die wij vrij goed kennen. Overal waren huizen versierd en er hingen ballonnen en spandoeken met 'Çommuniefeest' voor diverse deuren en ramen. Alsof de passanten dat anders zou ontgaan. Bedenkelijke muziek schalde over straten en pleinen. De moeder van het kind was al weken bloednerveus aan het koken en bakken. Inkopen doen, drank bestellen. Ze sprak nergens anders meer over. Het moest en zou een geslaagde dag worden. Met veel cadeaus. In sommige gevallen schijnen er zelfs cadeaulijstjes in omloop te zijn geweest. Iedereen was uitgenodigd, ik ook. Maar ik heb deze kelk aan mij voorbij laten gaan. Het zou – om in de stijl te blijven – een iets te groot offer van mijn kant hebben gevergd.
Van een vechtpartij in mijn dorp is mij gelukkig niets bekend. En dat kun je gerust een meevaller noemen.
Of zou de voorzienigheid daar toch de hand in hebben gehad?
________