Ze zit er al minstens een uur – ik zag haar zitten toen ik binnenkwam – als ze me echt opvalt. Niet omdat ze er alleen zit, maar omdat ze zo allenig is. Dat wil zeggen: ze is niet vrijwillig alleen. Het is zondagmiddag ongeveer één uur, het is buiten grauw, winderig, waterkoud. Ze bekijkt om de haverklap haar telefoon, haalt een agenda-achtig boekwerk uit haar tas, ze bladert er in, vóóruit, achteruit, een beetje ongedurig en ze kijkt naar de deur van het restaurant. Zo’n deur met een ouderwets klinkje, dat je doet denken aan ‘de donkere straat,
Waar-et belletje gaat, Kletst-et deurtje al rinkelend open.’
De straat is niet donker en er rinkelt ook geen belletje. Het etablissement heet Appels & Peren en is dan ook gevestigd in de fruitbuurt van Den Haag, op de hoek van de Appelstraat en de Sinaasappelstraat.
En de vrouw, in principe leeftijdloos maar zeker aan deze zijde van de vijftig, die heeft wellicht een afspraak met iemand, ze heeft dag en tijd net op twee plaatsen gecontroleerd, maar het gezelschap laat op zich wachten.
De echte grotestadscolumnist breit hier nog een mooi verhaal aan, maar ik ben niet aan het werk, ik vier de verjaardag van een kleindochter. Ze is de enige van de drie kleindochters die niet geblesseerd is, de andere twee zijn op krukken respectievelijk opzichtig hinkend al een poosje geleden aangeland in het restaurant: ze komen hier kennelijk vaker en voelen zich vrij om te doen en te laten binnen de mogelijkheden van de horeca-gelegenheid.
De vrouw met de spannende afspraak verdwijnt inmiddels volledig uit mijn blikveld en ik moet jullie de afloop van het avontuur schuldig blijven omdat mijn spiegeleieren met bacon, tomaat en kaas, vergezeld van een koel Italiaans wit wijntje, alle aandacht opeisen.
Hadden we in ons dorp maar zo’n tent – of hebben er eigenlijk niet toch een? Eens goed nakijken.
Tijdens het gesprek met de disgenoten denk ik aan het boek dat ik in de trein hierheen heb zitten lezen, Magdalena van Maarten ’t Hart, over die spannende moeder van hem die haar hele leven haar man ervan verdacht heeft aan één stuk door vreemd te gaan met andere vrouwen, nee, met mokkels, die het ‘nergens voor nodig’ vond om je tanden te poetsen of naar de middelbare school te gaan. De tanden liet je liefst zo snel mogelijk wegrotten voor een praktisch kunstgebit, de middelbare school bracht je alleen maar verder van je geloof en de hemel af.
En ik dacht ook wat de krant de afgelopen dagen, meestal nogal terloops, wist te melden, namelijk dat president Putin van Rusland overwogen heeft kernwapens in te zetten als hij niet gauw zijn zin had gekregen met de Krim.
Verbijsterend nieuws dat alle voorpagina’s van de wereld met chocoladeletters had moeten halen, maar dat viel tegen. Want wat staat daar niettemin? Niet alleen dat waar is wat we al dachten, namelijk dat Putin een gek is zoals Hitler en Stalin gekken waren, maar ook dat het de vraag oproept wanneer hij de rode knop wèl zal indrukken. Als de Baltische staten zich tegen herbezetting verzetten, of Polen? Of is een geënsceneerd incident in internationale wateren al voldoende?
We wandelen terug naar huis om de viering van de twaalfde verjaardag in huiselijke kring voort te zetten. De twee geblesseerden hebben de oplossing gevonden voor hun spoedige thuiskomst: samen op de fiets.
De trein naar huis komt precies op tijd in Landgraaf aan. Ik heb Magdalena uit, het boek eindigt met een hilarische ‘anatomische les’ van het Onze Vader. Beter dan die van mij van 27 augustus vorig jaar.
Trouwens, je moet dat boek vooral lezen om ’t Harts exegese van bijvoorbeeld het verhaal over de Ark van Noach, tevens startpunt van de gelukkige afvalligheid des schrijvers.
________