Het leven van staatshoofden en regeringsleiders heeft soms, misschien wel vaak, iets surrealistisch. Meestal kunnen ze nergens bij zijn omdat ze het te druk hebben met andere dingen, maar gisteren in Parijs was toch een waardevolle collectie bijeen. Ze gingen vanaf het Elysée met vier zwarte bussen naar een brede boulevard, Voltaire, meen ik, en werden daar opgesteld, direct achter het hoofd van de stoet die van Place de la Republique naar Place de la Nation zou wandelen.
Dat was nog een heel karwei. Het was duidelijk dat de beste plaats, precies in het midden, werd ingenomen door de echte president van Europa, Angela Merkel. In de krant van hedenochtend staat een met gevoel voor verhoudingen gemaakte foto: geheel links Benjamin Netanyahu, helemaal rechts Mahmoud Abbas. In het midden dus Merkel, links van haar François Hollande, rechts Donald Tusk, de voorzitter van de Europese Raad. Zij hield haar handen vroom samengevouwen, de handen van Hollande en Tusk zaten losjes rond haar armen – iedereen hield elkaar vast, alleen Angela hield zichzelf vast.
Ik keek naar France 2 en zag hoe bedrijvige protocoldeskundigen zorgden dat in ieder geval de voorste rij geheel volgens belangrijkheid was opgesteld. Premier Cameron was het bekendste gezicht op links, arm in arm met de enige hoeddrager van het gezelschap, de president van Mali, Ibrahim Boubacar Keïta; op rechts viel me Petro Porosjenko op, de president van Oekraïne, een van de weinige prominenten die zijn vrouw bij zich had – een van de andere was Nicolas Sarkozy, die op de tweede rij stond, geflankeerd door Carla Bruni, beiden vastbesloten om bij de volgende gelegenheid op de éérste rij terecht te komen.
Nadat de lange rij van wel twintig man een paar passen gelopen had was de volgende sessie aan de beurt: Hollande gaat iedereen begroeten. Dat had hij natuurlijk al gedaan, maar nu waren de camera’s erbij. Ik hield helaas de subtiele verschillen niet allemaal bij – wie krijgt drie echte kussen, wie drie, twee, één luchtkussen, wie alleen maar een hand of een stevige omhelzing, en in welke volgorde. Zelfs de hoed van Boubacar Keïta zat niet in de weg.
Terwijl Hollande zich kussend en handen schuddend voor de kijker naar rechts bewoog zag je op de derde rij een lange man zich in de zelfde richting door zijn collega’s heendringen, tegelijk nauwlettend de Franse president in de gaten houdend. Zou hij er in slagen hem nog te pakken te nemen voor de interesse van de fotografen verslapte en Hollande zich ergens anders heen zou begeven? Nee, ik geloof het niet. Mark Rutte, want dat was die lange, was voor niets naar Parijs gekomen.
Inmiddels had de stoet al een uur moeten lopen, maar dat bleek niet voor de kop ervan te gelden. Of en hoe laat iedereen ooit op Nation terecht kwam, dat weet ik niet, ik ga toch zeker niet tien uur voor de buis hangen.
Ik schakelde even terug naar Nederland 2, o sorry, NPO 2, daar stond Joris van Poppel die zowaar één Nederlander eruit gepikt had, een meisje met een gele muts die niet demonstreerde naar alleen maar gekomen was om foto’s te maken.
Op France 2 was intussen van alles gebeurd. De staatshoofden en regeringsleiders zaten opgelucht (de balkons langs de Voltaire stonden vol met potentiële terroristen, waar de hoge gasten de hele tijd in verschillende staten van schichtigheid naar hadden gekeken en gezwaaid) alweer in de bussen onderweg naar het Elysée en naar huis, neem ik aan, maandagmorgen om acht uur de eerste vergadering. Naar Parijs waren ze slechts gekomen voor een fotomoment.
De kop van de stoet was nu het doelwit (o, excuzes le mot) van Hollande. Die groep bestond uit redactieleden van Charlie Hebdo en familieleden van de slachtoffers, de president had voor iedereen een omhelzing en/of een klopje op de schouder of op de rug, alleen Patrick Pelloux, arts en columnist van Charlie Hebdo, werd duchtig onder handen genomen, een minutenlange omhelzing was zijn deel, de tranen biggelden hem over de wangen, net als vrijdagavond toen hij door een onbewogen redacteur werd geïnterviewd op France 2 – een langere huilbui, live uitgezonden, had ik in tijden niet gezien.
Later op de avond, tijdens een soort Charlie Hebdo Gala (er was zelfs een scène waarin twee van de slachtoffers zich in de hemel vrolijk maakten over de plechtigheden) was Pelloux nog steeds in tranen.
Terug naar de Marche de la République. Een en al vrijheid van meningsuiting en verzoeningsgezindheid en vredelievendheid; ‘ik ben jood, katholiek, moslim, politieman, kortom, ik ben Charlie’ zag ik op een meegedragen bord staan. Bien étonnés de se trouver ensemble, zou ik daar, gewaagd hoor, aan toe willen voegen.
En toen had een belangrijk deel van de samengestroomde demonstranten het onsmakelijke idee om het Franse volkslied te gaan zingen. Mag ik even citeren?
‘Te wapen, burgers, vorm uw bataljons, laten we marcheren, marcheren, opdat hun onzuivere bloed onze voren doordrenke.’
Je zag even het ware gezicht van het volk dat de volgende keer Marine le Pen tot president zal kiezen.
_______