Hoe exclusiever het nieuws, hoe gevaarlijker. Weet elke dagbladredacteur die een netwerk van correspondenten onder zijn hoede heeft. Het probleem schijnt tegenwoordig groter te zijn doordat correspondenten niet meer in vaste dienst zijn bij de krant – de krant maakt, met name uit kostenoverwegingen, gebruik van freelancers, die of een vaste afspraak hebben met de redactie, maar ook wel gelegenheidsmedewerkers zijn.
Wie chef nieuwsdienst is, moet voor het uitoefenen van zijn vak een neus hebben of krijgen om artikelen uit de dagelijkse productiestroom te vissen die gebaseerd zijn op de fantasie van de correspondent of waarin niet-bestaande of niet-geraadpleegde bronnen worden geciteerd. Overigens is het jarenlang heel normaal geweest dat journalisten die schreven over politiek en dergelijke ‘doorgaans welingelichte kringen’ noemden, of ‘diplomatieke kringen’ aanhaalden, waarvan het een publiek geheim was dat niet uitgesloten hoefde te worden dat de correspondent zelf lid was van zijn eigen doorgaans welingelichte kring en dus gewoon zijn eigen mening gaf, maar dat dat niet hoefde te betekenen dat het citaat daardoor waardeloos was.
Ooit was het een spreekwoordelijk gezegde: ‘Vertel me welke krant je leest en ik zal zeggen wat je politieke mening is.’ Wereldberoemd op dat punt is natuurlijk De Telegraaf die zich de afgelopen zestig jaar achtereenvolgens heeft opgesteld achter Boer Koekkoek, Hans Wiegel en Geert Wilders – ik doe een greep – en bij die opinie ook de inhoud, de toon en het taalgebruik van de berichtgeving aanpaste. Onlangs nog probeerde de Krant van Wakker Nederland in woord en beeld karaktermoord te plegen op Diederik Samsom.
En ook anderen kranten laten zich, tegenwoordig zelfs aanzienlijk minder dan voorheen, beïnvloeden door de persoonlijke politieke voorkeuren van hun redacteuren en verslaggevers.
Afgelopen week hebben we weer schrijnende voorbeelden gezien. Lees daarvoor onder meer de weergave van de Volkskrant van de binnenskamerse gesprekken tussen de diverse hoofdrolspelers enerzijds, waarbij met name benadrukt werd dat de drie PvdA-leden van de Tweede Kamer die tegen de Zorgwet stemden daarbij gebruik maakten van hun recht om de fractiediscipline in de wind te slaan, aangezien ze zich oprecht bezorgd voelden om bepaalde aspecten van de inhoud van het wetsontwerp.
In bladen die hun nieuws krijgen van het Wegenerconcern werd daarentegen op smalende toon bericht over de drie senatoren, die tegen hadden gestemd omdat ze doodeenvoudig de stukken niet fatsoenlijk hadden gelezen want dan hadden ze kunnen begrijpen dat daarin al hun wensen in vervulling zouden gaan.
De vraag is: hadden ze allebei volstrekt verschillende bronnen, of zochten ze bronnen die pasten bij hun mening?
Welke van de twee je gelooft, dat moet je natuurlijk zelf weten – en of dit minder erg, even erg of erger is dan wat Perdiep Ramesar klaarspeelde bij Trouw, ook.
Ramesar was een tijdlang correspondent voor het dagblad Trouw, maar hij voerde wel erg vaak ontraceerbare bronnen aan in zijn berichtgeving. Zijn bronnen waren niet anoniem, hij noemde namen – enkele tientallen – van geciteerde personen die gefantaseerd bleken, zo ontdekte een onderzoekscommissie. Waarop Trouw het journalistieke erfgoed van Ramesar van internet wiste.
Dat dat niet direct ontdekt is of minstens toch na een stuk of tien artikelen, die bepaald niet gingen over het mooie weer of de kerstdrukte, valt uiteraard de redactie van Trouw te verwijten. Dat het daarbij ging om het idee: ‘we hebben een allochtone correspondent, goh, wat bijzonder, moeten we zuinig op zijn’ is iets dat op een soort omgekeerd racisme neerkomt. Denk ik.
Verhalen over redactiechefs die van hun incompetentie of professioneel onvermogen blijk geven kan ik ook vertellen, trouwens. Ik noem het volgende voorbeeld: toen ik een tijdlang parlementair redacteur voor mijn krant in Den Haag was, was een van de taken die ik meekreeg tijdig de hand te leggen op een rapport over de toekomstige economische en sociale ontwikkeling van Zuid-Limburg, in ieder geval eerder dan de toenmalige concurrent in Limburg. Ik slaagde daar wonderwel in door, laten we zeggen: een goed contact van een medewerker van de afdeling Voorlichting van het ministerie van Economische Zaken.
De medewerker die mij het concept van het rapport toeschoof stelde één voorwaarde: ik mocht niet de hele inhoud tegelijk publiceren, maar stukje bij beetje waardoor het lek moeilijk naar hem terug te traceren zou zijn.
Ik hield me daar aan en meldde dat aspect ook aan mijn chef.
De volgende dag stond mijn eerste stukje in de krant, maar helaas: langs een andere weg had de concurrent ergens in Limburgse politieke kring ook het rapport losgepeuterd, en publiceerde het in zijn geheel, op dezelfde dag.
In plaats van eerst mij te raadplegen belde mijn chef rechtstreeks de chef van ‘mijn’ voorlichter op EZ om verhaal te halen: waarom zij wel en wij niet? Het gevolg was dat mijn zegsman disciplinair gestraft werd en dat ik het verder wel kon schudden in Den Haag.
Waarmee ik maar wil zeggen dat het af en toe heel goed kan zijn je bronnen voor iedereen te verzwijgen.
_______