In een gemiddeld seizoen van De Wereld Draait Door treden naar mijn ruwe schatting een dikke honderd bandjes voor het voetlicht, onveranderlijk met het oog op één minuut wereldroem, en als afsluiting datgene waar het om begonnen is: Mathijs van Nieuwkerk die met de plaat of de cd-hoes zwaait en roept: de plaat (of de cd) ligt in de winkel!
Het zal wel aan mij liggen, maar, uitzonderingen daargelaten, is het elke dag weer hetzelfde lied met heel kleine variaties: een, twee of drie gitaristen waarvan er een ‘dubbelt’ als zanger(es), al of niet een toetsenist en een drummer. Als het een heel sjiek groepje betreft (‘formatie’ heet zo’n groep eigenlijk) zijn er een of meer blaasinstrumenten bij of een viool, maar dan zijn we al aangeland bij de groepjes die kunnen bogen op een zekere exclusiviteit.
En vrijwel allemaal doen ze mij, volstrekt ondeskundige toeschouwer, denken aan Ei Ei en De Klutsers en/of Sjek Sjek en De Vloeitjes, nou, vooruit: aan de Tee Set uit het begin van de jaren zeventig. En allemaal krijgen ze een schitterende lichtshow waarmee de rode studio van DWDD een minuut lang verandert in een broeierige ‘club’ en allemaal, zonder onderscheid, kunnen ze rekenen op een denderend applaus van het aanwezige publiek.
Waarmee ik maar wil zeggen dat er enorm veel, en ik mag wel zeggen ook nog alom aanwezige muziek wordt gemaakt, vaak zorgvuldig ingedeeld in de met meest exotische benamingen getooide ‘muziekstromingen’, en dat er in de afgelopen bijna halve eeuw verder in het geheel niets nieuws is toegevoegd. Jawel, toch: de herrie is veel harder geworden, een deel bestaat inmiddels vrijwel uitsluitend uit luid gebonk en de meeste ‘muziek’ kan slechts voldoende genoten worden met een witte neus.
Terwijl er in de serieuze muziek (ook wel ‘klassiek’ genoemd) en in de jazz enorme revoluties hebben plaatsgegrepen, is de popmuziek (waarin ik gemakshalve alle richtingen meetel van rock tot funk, van heavy metal tot dance en van acid tot zumba) star op één plek blijven staan, zie mijn omschrijving hierboven. De laatste opzienbarende vernieuwing dateert van 1976, met de dubbel-LP van Stevie Wonder, Songs in de Key of Life.
Apropos songs: terwijl in Nederland de voertaal, zeker in de ‘muziek’, een soort huisgemaakt Engels is geworden, is er één woord dat de omgekeerde route heeft genomen. Een song heet tegenwoordig in Nederland een liedje. Voor mijn gevoel is Slaap, kindje slaap nog net een liedje, maar tegen Kerstmis barst de Top 2000 weer los, de beste muziek aller tijden, die bestaat uit tweeduizend liedjes. Winnaar is dit jaar voor de zoveelste keer het sinistere Hotel California van The Eagles, vorig jaar was het nog het gevalletje edelkitsch Bohemian Rhapsody van Queen, de een van vlak voor, de ander van vlak na Stevie Wonder.
Elk jaar hetzelfde liedje, mogen we wel concluderen.
En o ja, vóór jullie verontwaardigd, de koptelefoon op windkracht 12 nog op het hoofd, in de pen klimmen: ik ben inderdaad een ouwe zeur die er niets, maar dan ook helemaal niets van begrepen heeft.
En het gevoel heeft dat dat beter ook zo kan blijven.
__________