Het is (voor mezelf) noodzakelijk dat ik iets schrijf over het plotselinge ‘vertrek’ van twee leden van de Tweede Kamer voor de PvdA, beide van Turkse afkomst. Al is het fijne van de zaak waarin zij verwikkeld zijn geraakt niet naar buiten gekomen.
Kamerleden, ik herhaal het nog maar eens, zitten in het parlement ‘zonder last of ruggespraak’, dat wil dus zeggen: ze zitten er namens álle kiezers en krijgen van niemand instructies omtrent optreden en stemgedrag. Hoogstens hebben Kamerleden – en dat is in de praktijk altijd het geval – afspraken met andere Kamerleden die samen het gedachtegoed van een bepaalde partij, in dit geval van de PvdA, onderschrijven. Maar ze zijn nooit verplicht zich aan al die afspraken te houden. In de praktijk komt het ook wel voor dat Kamerleden zich uiten of zelfs stemmen in strijd met hun partijprogramma. Dat de betrokken partij de neiging heeft tegenstemmende leden volgende keer niet meer op de lijst te zetten, dat hoeft natuurlijk geen belemmering zijn voor afwijkend stemgedrag.
Wel hebben we gezien dat partijen heel ver kunnen gaan bij het uitoefenen van druk op Kamerleden van hun fractie om de partijlijn te volgen. Ik noem de druk die is uitgeoefend op Kamerleden van het CDA om vóór de coalitie met de PVV te stemmen in de vorige kabinetsperiode. Die druk had voor mij en menig ander waarnemer een duidelijke schijn van in strijd te zijn met het lidmaatschap van de Kamer ‘zonder last of ruggespraak’.
De twee Turken, zal ik maar zeggen waren en zijn, zo verluidt, wel erg betrokken bij de opvattingen van bepaalde conservatieve groepen ‘landgenoten’ van zeer conservatieve snit, die blijkbaar moeite hadden met het streven naar integratie van Turken in de Nederlandse samenleving.
Voor mij ziet het gedrag van de betrokken Kamerleden eruit als het gedrag van veel parlementariërs uit het Middellandse-Zeegebied, waar een zekere mate van cliëntilisme gebruikelijk is en zelfs als een teken van solidariteit met de eigen achterban wordt gezien. En ook in afgelegen streken van Nederland is men er niet vies van – menig Limburger weet voor zijn particuliere problemen de weg te vinden naar zijn of haar, Limburgse, Kamerlid.
De twee Turken in de Tweede Kamer – volledigheidshalve: ze hebben natuurlijk gewoon de Nederlandse nationaliteit – zijn uniek: het is de eerste fractie in het parlement die helemaal bestaat uit leden met dezelfde etnische achtergrond.
Het wachten is nu op president Erdogan, die de twee verklaart tot ambassadeurs van het Turkse vaderland in het Nederlandse parlement.
Het zou niet de eerste keer zijn dat het staatshoofd zich bemoeit met de binnenlandse politiek van een ander land.
_______