Gerard Kessels is een van die columnisten die je een beetje als een gezellige huisgenoot gaat beschouwen. Hij schrijft in afwisseling met twee anderen dagelijkse stukjes in het Limburgs Dagblad, ik schat dat hij van mijn leeftijd is, aan zijn foto te zien maar dat klopt niet: uit de Wikipedia in het Limburgs blijkt dat hij acht jaar jonger is.
Dat neemt niet weg dat ik met zijn stukjes vaak heb of ik mezelf hoor praten. Afgelopen week was het weer eens raak. ‘In mij schuilt een oude onderwijzer. Ik ben altijd bereid het nog een keer uit te leggen, graag zelfs. Dat wordt soms niet op prijs gesteld’. Dat stond er die dag in zijn stukje en ik had dat zelf geschreven kunnen hebben. Ik meen me zelfs te herinneren dát ik het al eens geschreven heb.
Degene die hem dan soms wel eens tegenhoudt, dat is zijn vrouw. Ook hier, in het hol van mijn leeuw, is dat al eens gebeurd. Wat zeg ik: hier is het zelfs de gewoonte, dat mijn vrouw alles in twijfel trekt wat ik te berde breng. Dat dwingt me dan om bewijsmateriaal voor mijn stelling te gaan zoeken en dan blijkt in toenemende mate dat ik weliswaar heel vaak in principe de spijker op de kop heb geslagen, maar dat er toch, voor de goede orde, rekening moet worden gehouden met enige mitsen en maren. Soms zijn die zelfs van dusdanige aard dat ik mijn bewering moet herroepen en het tegendeel beweren. Ook dat gaat me trouwens uitstekend af.
Niettemin blijf ik een vat vol nutteloze kennis. Nutteloos niet alleen omdat niemand iets aan 99 procent van die kennis heeft, maar ook omdat steeds blijkt dat het niet helemaal of helemaal niet accuraat is wat ligt opgeslagen in de stoffige spelonken van mijn aftakelend geheugen, en omdat je alles gewoon kunt opzoeken op internet. Zo achterhaalde ik zojuist de leeftijd van Gerard Kessels binnen twintig seconden.
En dan komt de onderwijzer die ik nooit ben geweest (nou ja, een paar jaar parttime docent op de Academie voor Journalistiek in Tilburg uitgezonderd) weer in mij boven, want ik kan vaak goed onderscheiden welke informatie op internet betrouwbaar is en welke niet – dat is nog belangrijker dan het kunnen vinden van de informatie.
Tweemaal deze week ging ik echter – ik was in mijn eentje onderweg – minstens tweemaal weer in de fout en hield ik me niet aan een van de belangrijkste gebeden die ik ken: ‘Oh Lord, help me keep my big mouth shut until I know what I am talking about.’
Eerst mengde ik me in een gesprek van de caissière bij de Jumbo, die tegen een klant zei: ‘O nee, mij krijg je niet meer in een vliegtuig.’ ‘Wel in een lift?’ vroeg ik haar, want ik meende me te herinneren dat reizen in een lift statistisch gevaarlijker is dan in een vliegtuig. ‘Ja,’ antwoordde ze, maar met een gezicht dat zei: Hou Je D’r Buiten. En gisteren, op de markt in Heerlen, begon ik tegenover de groenteboer een omstandig college over vita, morte e miracoli van het kakifruit. De groenteman zag je denken: ken mij wat schele, ik verkóóp die dingen alleen maar. Gelukkig kon ik daar nog stoppen voor het echt vervelend werd.
Vooral omdat ik op mijn horloge zag dat de parkeertijd van de auto verstreken was.
Anders had die arme man moeten horen dat de boom van de kaki verwant is aan het ebbenhout en dat je kaki het beste kunt drínken, zo rijp moeten ze zijn. En dat ik zelf een kakiboom heb waaraan de kaki’s nooit rijp worden. En dat negen van de tien mensen die ik tegenkom niet weten wat kaki’s zijn.
Waarmee maar weer eens blijkt dat de leukste columns die zijn waarin je jezelf een beetje te kakken zet.
Dat heeft Gerard Kessels kennelijk ook begrepen.
______