Je drinkt gezellig een aperitief in de late middagzon op een terras langs de hoofdstraat, Via Dante Alghieri, van het plaatsje Levanto aan de Italiaanse Riviera. Langs het terras een hele parade van mensen die van het strand komen, op weg naar camping, hotel, woning. Veel jongelui die ietwat schaars gekleed zijn, enkele opgedirkte Italiaanse dames die van plan zijn nog één keer te vlammen, in bikini met doorzichtige sjaal eroverheen, kerels met snorren en baarden en die eeuwige dracht van Gianni Cazzo, zeg maar Jan Lul: de driekwartsebroek.
In het park aan de overkant zitten op een bank vier uit de kluiten gewassen mannen, die er al een tijdje bezig zijn en inmiddels diverse flessen rode wijn hebben geledigd. Ze zetten gretig de fles aan de mond en lurken er stevig aan. Op een bankje wat verder zitten vier dames op leeftijd die het onder elkaar gezellig hebben. Dan vindt een van de vier mannen dat het tijd wordt voor een dansje. De dames doen niet mee, maar ze kunnen er wel om lachen.
Het lijkt wel of het even helemaal stil wordt in de straat voor hét moment van de dag: er komt een oudere man langs met grijs hoog haar, witte schouders en blote armen met rode brandplekken, daaronder een paar dunne benen met schaarse haren en blote voeten – en daartussen zijn enige kledingstuk: een vaalgele versleten badhanddoek die hij maar met moeite bij elkaar houdt en in zijn oksels klemt.
Zover is het gekomen met Levanto.
Toen we er een jaar of vijfentwintig geleden voor het eerst kwamen was het een sereen stadje van een bescheiden Noord-Italiaanse luxe: niet al te uitbundig, maar wel goed zichtbaar. Wij keken onze ogen uit: de mobiele telefoon was net uitgevonden maar iedereen had er een en liet dat ook merken. In de Via Dante wemelde het van de winkeltjes met het accent op de betere etenswaren. Alles vers: de pasta, de pesto, de focaccia, de vis, het vlees, de wijn, het gebak, de groente en het fruit.
Buitenlanders waren er nog ver te zoeken, buiten een paar geoefende wandelaars die ergens thuis, in Duitsland of Oostenrijk, de geheime tip hadden gekregen van het wandelpad dat van Levanto langs de kust met de Vijf Dorpen – de Cinque Terre – voerde naar Portovenere, op de punt van het schiereiland.
De camping aan de rand ven het stadscentrum, Acqua Dolce, was klein en nauwelijks toegankelijk voor campers die er toen ook al massaal waren en hun toevlucht moesten zoeken in campings buiten het dorp of de parkeerplaats bij het station van Levanto.
De juiste tijd om er te komen was in april en mei, als de berghellingen in bloei stonden en het overdag nog niet te warm was om te wandelen. Na de wandeling over bergpaden met fenomenaal uitzicht op zee en door de wijngaarden waar de druiven groeiden voor de DOCG-wijnen van de Cinque Terre, reisde je comfortabel met de trein terug naar Levanto, waar een keur van eenvoudige maar smakelijke restaurants voor de inwendige mensen beschikbaar waren. Die restaurants zijn er nu ook nog, ik zal daar een apart stukje aan wijden, en de treinen ook. Maar die zijn geregeld overvol, zeg maar gerust: afgeladen met toeristen die niet wandelen maar wel de Vijf Dorpen willen zien.
Neem een van de vijf: Vernazza. Vanaf het wandelpad vanuit Monterosso zie je het liggen, het is het mooiste plaatje dat door tienduizenden wandelaars is gemaakt.
De wandelaars die in het dorp aankomen, zijn er intussen in de minderheid. Want begin september kun je er nog steeds over de koppen lopen, maar de toeristen komen met de trein of van de eindeloze stroom schepen met soms tweehonderd toeristen aan boord. Van het ooit lieflijke dorpje waar je ooit een enkele toerist (meestal een wandelaar, dus) tegenkwam is niets meer over: de drukte van Venetië verbleekt erbij. Honderden Amerikanen, Spanjaarden, Fransen, Japanners en Chinezen verdringen zich rond de kramen met souvenir-prullaria en de restaurants. De toeristen hebben haast, want de boot vertrekt na een dik half uur naar het volgende kustdorpje. De eettenten langs de driehonderd meter lange hoofdstraat – verder is er niet veel in Vernazza – mikken op de snelle hap, de pizza en de pasta met pesto. Voor de toeristen die een selfie maken, en dan gauw weer weg rennen.
Ik moest ook dringend weg, uiteindelijk. Misschien dat je voortaan in december of januari moet komen, voor wat oorspronkelijke rust.
Morgen meer verongelijkte klaagzang.