Een jaar geleden, toen het de honderdtiende verjaardag was van mijn (nu al 32 jaar geleden overleden) vader, was ik in Italië en kon ik er op de juiste datum geen aandacht aan besteden omdat de internetfaciliteiten op de camping en in het dorp niet erg handig waren (en nog altijd zijn.) Op zijn honderdste verjaardag, zie ik, was ik ook al in Italië en toen kon je ‘iets doen met internet’ al helemaal vergeten.
Maar 111 jaar is ook een jubileum, toch? Dus maar nu.
Het was op 19 december 1903 dat mijn vader, Sante Brun, werd geboren in het dorpje Fanna in de toenmalige provincie Udine, tegenwoordig Pordenone, in het Noordoosten van Italië. Zijn vader Giuseppe was er mogelijk bij, hetgeen niet zo voor de hand lag: hij had een bedrijf in het Noordduitse plaatsje Heide in Sleeswijk-Holstein en kwam dus meestal alleen maar ‘op bezoek’ bij zijn gezin, dat bestond uit een aantal leden, van wie ik de twee broers van mijn vader, Luigi en Matteo en zijn zuster Emma wel eens in levenden lijve heb gezien. Hij had ook een zusje Lidia, die op 18-jarige leeftijd aan hersenvliesontsteking was overleden. Vraag me niet naar de data – ik weet alleen dat mijn grootvader in 1908 is overleden; mijn grootmoeder Domenica overleed in het jaar dat ik geboren werd, 1938. Mijn vader was een nakomertje – toen hij in 1921 naar Nederland emigreerde was hij in gezelschap van zijn jongste broer Luigi, die een aantal jaren ouder was dan hij.
Wij kunnen ons nauwelijks een voorstelling maken van het leven in dat afgelegen dorp in die tijd. De familie had een boerderij met wat grond en kon daarmee nauwelijks voorzien in de eigen behoefte. Vandaar dat buiten de vader alle drie de broers emigreerden, zoals velen uit het dorp en de rest van de streek.
Mijn vader kende het boek ‘I Reali di Francia’ van de zeventiende-eeuwse schrijver Andrea da Barberino van buiten, althans wist er hele passages uit aan te halen – mogelijk had zijn moeder, die wellicht analfabeet was, hem verhalen over het boek verteld. Het is een dikke pil, die ik een paar jaar geleden in een antiquarische boekhandel in Florence terugvond. Berta met de grote voeten stond er inderdaad in.
Mijn vader had alleen een zeer basale opleiding – toen hij elf jaar was ging Italië deelnemen aan de Eerste Wereldoorlog, die zich juist in het Noordoosten van het land afspeelde. Trefwoorden Isonzo en Piave. De onderwijzers uit het dorp vochten allemaal aan het front. Niettemin kon mijn vader uitstekend rekenen en had hij een prachtig handschrift.
Hij onderbrak zijn bestaan in Nederland in 1922 of 1923 voor de vervulling van zijn dienstplicht bij de Alpenjagers – ik heb zijn scherpschuttersdiploma hier. Hij bracht het tot korporaal kok, en hij kon dan ook heerlijk koken zoals dat in Fanna gedaan werd.
Hij was terrazziere van beroep, een vak dat hij in de praktijk geleerd had bij verschillende ‘bazen’ in Nederland, onder wie een broer van zijn moeder, Luigi Sante d’Agnolo Valan in Nijmegen. Hij trouwde daar op 19 december 1929 met mijn moeder en ze kregen tussen 1930 en 1944 vier kinderen, waarvan er twee inmiddels ook zijn overleden, de oudste en de jongste. Hij was een zachtzinnige man en hield enorm van zijn kinderen, vond alles prima dat we deden toen we rond de 15 jaren, al mompelde hij wel eens wat.
In de oorlog toonde hij zich een overlever, voor zijn werk moest hij op veel verschillende plaatsen zijn en bracht daar altijd iets van mee naar huis, een halve varkenskop, een kilo kersen, een stuk spek. Hij maakte zelf boter en spaghetti en schoot met de windbuks de lekkerste mussen en spreeuwen uit de lucht.
In 1949 begon hij een eigen bedrijf dat geen grote vlucht nam – daar was mijn vader veel te onzakelijk voor. Met een zucht van verlichting stopte hij in 1968 met werken en verkocht het bedrijf.
Hij hield altijd heimwee naar zijn dorp maar liep er niet mee te koop. Maar de eerste grote trip die wij maakten met de begin jaren vijftig aangeschafte auto ging richting Italië. Het was 1955, we deden er drie volle dagen over en het laatste stuk ging voor een deel door droge rivierbeddingen. De familie daar was teleurgesteld dat we geen drie maanden of meer zouden blijven, maar na drie weken was de bouwvakvakantie in Nederland voorbij en riep de plicht. Alle drie die weken zat mijn vader met zijn zuster Emma aan de keukentafel te praten, en dat tafereel herhaalde zich tussen 1955 en 1975 een aantal malen.
In 1979 verbleven mijn ouders inderdaad echt een keer drie maanden in Fanna, nu in hotel Edelweiss. Het was de laatste keer dat mijn vader zijn land zag. Op 6 juni 1982 overleed hij, mogelijk mede aan de stoflongen die hij door zijn werk als terrazziere had opgelopen.
Ik loop nog altijd rond met spijt dat ik veel te weinig met hem heb gepraat.
En dat ik geen beroepsofficier ben geworden, want dat was zijn grootste wens.
________
De foto moet gemaakt zijn in 1939. Van links naar rechts: mijn moeder, uw columnist, zijn zusje (9) en zijn vader, toen 35 jaar oud.
_________