Je kunt er misschien lekkerder eten en drinken dan in Zeeland, maar voor het klimaat hoef je niet naar ‘het strand van Parijs’ Deauville/Trouville te gaan aan de Normandische kust, La Manche, De Mouw, Het Kanaal, Het Nauw van Kales voor mijn part. Gietende regen en een loeiende storm die je zowat uit je ondergoed blaast, statige snel voorbijschuivende wolkenpartijen, ternauwernood 20 graden. Ik las ergens van iemand die het weten kan dat in de zomer op twee van de zeven dagen de zon schijnt in Deauville. En toch is het een toeristische trekpleister van jewelste.
Trouville was er al lang, aan de noordelijke oever van de monding van de rivier de Touques, Deauville was er ook maar dan als een armoedig gehucht in een moeras aan de zuidelijke oever. Rond 1860, Deauville had 104 inwoners, kwamen enkele mensen op het idee om het naburige zeer brede en lange strand beter te benutten en begonnen er met iets dat al snel leidde tot een toeristische attractie, vooral voor de gegoede burgers van Parijs. Het schijnt dat de hertog De Morny er een flink aandeel in heeft gehad, in ieder geval is het naar hem genoemde plein – zijn standbeeld staat er, om alle misverstanden weg te nemen – een druk bezochte plek in het centrum van Deauville, dat er inmiddels is gaan uitzien als een pittoresk outletcentrum voor de modemerken van vorig jaar.
Je zou even het misverstand kunnen koesteren dat we hier met een zeventiende- of achttiende-eeuwse stad te doen hebben, maar – nog afgezien van de architectonische misbaksels van de laatste dertig jaar, hoge flatgebouwen in vakwerkstijl – veel andere gebouwen stammen dus van na 1860. Ze kunnen wellicht gekenschetst worden als ‘spookhuizen’ waar je het best films opneemt waarin een massamoordenaar met een kettingzaag in de weer is.
Bij de vormgeving van deze op zich spectaculaire villa’s was de Normandische vakwerkstijl leidend. Maar die stijl was niet bedoeld voor sjieke villa’s, het was ooit een buitengewoon goedkope manier van bouwen op het platteland: een houten geraamte dat werd op gevuld met onder andere leem en stro.
De echte glorietijd van Deauville, waar men dus mikte op de gegoede burgerij van Parijs en daarom gokpaleizen bouwde en er maar liefst twee paardenrenbanen er op nahoudt, was ergens tussen 1910 en 1940, met een opflakkering na de oorlog met een uitloop naar de jaren tachtig van de vorige eeuw. Nog altijd zie je in de eerste helft van augustus bijna uitsluitend auto’s met Parijse kentekens rondrijden. De Place de Morny, die verkeersvrij zeer fraai zou kunnen zijn, zit in die periode de hele dag verstopt met een wriemelende partij automobielen, een en ander versterkt door de moderne Franse voorkeur voor stuitend lelijke en vooral zwarte bakbeesten van auto’s. De koffiedrinkers op de terrassen rond het plein maakt het trouwens allemaal niks uit.
In de jaren van het bestaan van Deauville heeft de berichtgeving in de bladen omtrent de beroemde bezoekers die in groten getale in de zomer de stad aandeden, zeker bijgedragen aan de bijna mystieke reputatie van de stad. Het is ook niet niks – films als Aimez-vous Brahms en Un homme et une femme werden er opgenomen, maar vooral de gokgelegenheid die het Casino en de renbaan boden en bieden trok beroemdheden aan als Isadora Duncan, Françoise Sagan, Rita Hayworth, Jean Cocteau, Mistinguett, Maurice Chevalier, Aga Khan, koning Alfonso XIII van Spanje, Coco Chanel, Georges Simenon, Robert Capa, Buster Keaton, Jean Patou, Erroll Flynn, Edith Piaf, Clark Gable en Guillaume Apollinaire, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Zij woonden of verbleven een poosje in Deauville of kwamen er maar heel even voor vakantie of een optreden of ander werk. Ook niet allemaal om te gokken maar ook gewoon, omdat ze de usual suspects waren die elkaar dagelijks in Parijs zagen en nu, wegens vakantie, elkaar dagelijks zagen in Deauville.
In de jaren vijftig was dat vooral in de Bar du Soleil aan het strand. Robert Capa, over die naam: ‘Ze hebben de bar de naam gegeven van het zeldzaamste natuurverschijnsel van Deauville’.
Intussen hebben ook andere Parijzenaars Deauville ontdekt. Dagelijks parkeren er bussen in de buurt van de Boulevard Cornuché en eruit stappen tachtig, negentig mensen uit de ‘banlieue’ van de Franse hoofdstad, vaak immigranten die van de roem en de mystiek van Deauville niks weten, maar alleen dat het strand van de stad zo dicht bij Parijs ligt.
Vergane glorie, met andere woorden.