Vandaag is de zeventigste verjaardag van mijn broer Berry – die zeventien jaar en een paar maanden geleden overleed.
Ik stond in de keuken en dacht daaraan bij een niet bijpassende activiteit, het snijden en proeven van plakjes lichtgerookt en gezouten vet rugspek. Bij de geur en smaak ervan kreeg ik plotseling beeld: ik was met mijn moeder onderweg per trein van Nijmegen naar Boxmeer of Beugen in Brabant. Het moet augustus 1944 zijn geweest, mijn broer was toen net een maand of zes weken oud, een baby met een bos zwarte krullen die, zoals de familielegende het wilde, werd gevoed met roggepap.
We waren onderweg naar een boer in die Brabantse omgeving of kwamen er net vandaan. De dag was snikheet, ik herinner me dat we op stations en in treinen herhaaldelijk gecontroleerd werden, ik neem aan door Duitse militairen. In de geur van boter en spek.
We gingen ‘de boer op’. Dat betekende: je nam wat je aan ruilmiddelen nog in huis had mee om die bij een of meer boeren te ruilen tegen meel, boter, kaas of spek. Mijn moeder had een speciale zak onder haar jurk waarin de kostbare voedingswaren vervoerd werden. Ik herinner me vrijwel geheel gesmolten boter en dus ook dat spek dat ik werkelijk verrukkelijk vond. Het had veel weg van lardo di colonnata, als jullie dat wat zegt.
Wat mijn moeder als ruilmiddel had, werd mij niet meegedeeld. We hadden niet veel bijzonders, misschien waren er een paar ringen of een halsketting. Veel boeren bleken na de oorlog enorme hoeveelheden bed- en tafellinnen, juwelen en tafelzilver te hebben overgehouden aan deze transacties, maar of wij zoiets hadden, ik weet het niet. Ik betwijfel het. En er is niemand meer die ik het kan vragen.
Waarom ging ik eigenlijk mee? Ik was nog geen zes jaar, mijn oudste zus was dertien, mijn andere zus drie jaar en mijn broer dus een paar weken, maar ik kan me alleen herinneren dat ik, minstens tweemaal, meeging, de boer op. Wellicht om de Duitse soldaten te vermurwen, of de boeren? Wie zorgde er op zo’n dag eigenlijk voor de andere kinderen? Geen idee. Hoe dan ook, ik vond dat vette spek boven alles verrukkelijk.
Er was destijds, voor een kind, meer lekkers. De oorlog was al een paar jaar afgelopen toen ik me opeens iets heerlijks herinnerde: van dat zware, kleverige brood. Toen ik vroeg waarom we dat nooit meer aten, keek mijn vader me vol afschuw aan: hij had het van tulpenbollen gebakken brood het absolute toppunt van smerigheid gevonden.
Een paar weken na de tochten ‘de boer op’ – sommige Italiaanse films zoals De Klompenboom en Novecento herinnerden me aan de sfeer van de reizen, de hitte, het zonlicht, de vergeelde landschappen – werd Nijmegen bevrijd en liep de stad vol met Britten, Amerikanen en Canadezen. Berry was een maandje verder en huilde nogal veel. Een van de soldaten wist een oplossing: de speen van het kind werd gedoopt in op de zwarte markt gekochte cognac. Hij sliep als een roos en hield er een goede eetlust aan over en grote liefde voor een goed glas wijn. Zo wilde later een andere familielegende.
Dus zullen wij er vandaag maar eens eentje op hem heffen.
We nemen er een lekker plakje vet spek bij.
_________
Laatste reacties