De datum weet ik niet precies meer, maar het moet ergens begin augustus 1974 zijn geweest dat ik van Citroën Nederland een geheimzinnige uitnodiging ontving. Ik werd, als ‘autoredacteur’ van het Limburgs Dagblad, uitgenodigd voor een interessante trip. Ik moest me op een bepaald moment melden op Schiphol en me voorbereiden op een tripje van een dag of drie, waarbij het meenemen van een trui voor koele avonden aangeraden werd. Het is dezer dagen veertig jaar geleden.
Op de dag zelf werden we, een stuk of tien Nederlandse autojournalisten, ontvangen in de vertrekhal van Schiphol en in een busje geladen dat naar een uithoek van de luchthaven reed. Daar stond een klein straalvliegtuig, ik meen een Dassault Falcon 10, klaar voor vertrek.
Na het opstijgen en het ronddelen van de eerste hapjes en drankjes hoefden we maar uit het raam te kijken om te zien dat het toestel recht naar het Noorden vloog, we zagen links Texel en rechts Vlieland onder ons doorschuiven. Na een uur maakte het toestel een scherpe bocht naar rechts. Het was inmiddels bewolkt geraakt. Na weer een uur draaide het de neus weer naar het Noorden en brak ook de bewolking. Onder ons zagen we de Ålandseilanden, tussen Zweden en Finland, en de eerste gok was: we gaan naar Kiruna, en nipten nog eens van onze whiskey.
Het klopte niet helemaal, want we gingen naar Gällivare, 122 kilometer ten Zuiden van Kiruna. Op het vliegveld stonden voldoende exemplaren van de Citroën GS klaar om iedereen in een ‘eigen’ auto naar een bungalowpark te brengen, waar we twee nachten zouden doorbrengen. Witte nachten: de zon ging wel onder, maar je kon de hele nacht gewoon buiten lezen.
Daar werd eindelijk onthuld waarvoor we de trip hadden gemaakt: ergens achteraf stond een twintigtal CX’en – een dusdanig fantastisch geheim gehouden product dat we allemaal een paar minuten in stille verbijstering stonden te kijken. Na de DS weer een echte Citroën-voltreffer.
De volgende morgen mochten we rijden en na een paar kilometer merkten we al waarom deze plaats was uitgezocht. De uitgezette route bestond namelijk geheel uit ‘wasbordwegen’, onverharde wegen met wasbordprofiel door relatief intensief gebruik en vaak opvriezen en weer ontdooien. Kort samengevat: de CX zoefde er overheen of het een spiegelgladde asfaltweg was, je hoorde alleen het onderstel.
Collega Henk Bollen die ik kende van De Gelderlander (waar ik ooit gewerkt had) en ik keken elkaar aan en waren helemaal opgetogen, al moesten we wel even wennen aan dat eigenwijs naar de ‘rechtuitstand’ terugdraaiende stuurwiel.
Van de plaatsen die we passeerden herinner ik me Jokkmokk. Toen we daar stopten om een foto te maken zaten voor een naburig huis twee mannen op een bankje. Ik hoorde dat een van de twee zei: ‘Ranskalainen’, hetgeen onthulde dat hier kennelijk geen Zweeds, maar Fins wordt gesproken – het woord betekent namelijk ‘Frans’ in het Fins, en dat zag de man natuurlijk aan het kenteken van de CX.
Na terugkeer was het helemaal feest. We hoorden dat de Dassault de hele maand augustus om de twee dagen met een lading journalisten uit heel Europa naar Noord-Zweden en terug vloog en dat de CX’en er met een geblindeerde trein heengebracht waren.
We kregen allemaal een kilo gerookte rendierbiefstuk mee naar huis, en thuis bleek moeder de vrouw verrast met een mooi boeket bloemen.
Destijds werd er door hoofdredacties al zuinigjes gekeken naar dit type tripjes en tegenwoordig hoef je er helemaal niet meer om te komen.
Zelf reed ik enkele jaren daarna met veel genoegen in een tweedehands aangeschafte CX Break van 1981 met 2.8 liter dieselmotor – tot niet alleen hoopjes roest onder de auto regenden als je de achterklep dichtsloeg, maar ik ook met een voet door de bodem ging.
Zo maken ze ze tegenwoordig niet meer. Niet meer zo roestig, maar ook niet zo fraai vormgegeven…
________