‘Wie een dergelijke lucht buiten zich weten te stoten, moet wel over een buitengewone gezondheid beschikken.’ Ik citeer hier Oom Gerard Reve in een van zijn verhalen, ik zal later eens nakijken in welk boek ook weer, en of ik de tekst ook min of meer correct heb geciteerd. Het verhaal gaat over de vraag of winden uit ’s mensen darmkanaal zwaarder zijn dan lucht. Dat is, maar dit terzijde, inderdaad het geval. Daar kwam, aldus Oom Gerard, een grondeloze putlucht bij vrij die hem tot zijn medische gevolgtrekking bracht.
Ter voorbereiding van mijn bezoek aan de uroloog van heden keek ik gisteren voor het eerst sinds vele jaren naar Marco Ferreri’s film La Grande Bouffe, over vier mannen die besluiten zich dood te eten. Het is een verrassend ‘moderne’ film, van ruim veertig jaar oud, drie van de vier protagonisten – Ugo Tognazzi, Marcello Mastroianni, en Philippe Noiret – zijn intussen daadwerkelijk overleden, en Michel Piccoli is gezond en wel 88 jaar; net als in de film is ook de vijfde hoofdfiguur, Andréa Ferréol, nog immer onder de levenden, al speelt ze al lang niet meer de lekkere dikke meid waar met name de beide Italianen in de film zo dol op zijn.
Michel Piccoli’s dood sluit losjes aan op het citaat van Oom Gerard – hij sterft tijdens het feest namelijk door een heel aparte aandoening, een enorme uitbarsting van wind uit de hoek waar de zon niet (of maar zelden) schijnt, gevolgd door een behoorlijk natte versie van die storm.
Dat is een zeldzaam lange inleiding bij wat ik eigenlijk wilde zeggen.
Een paar weken geleden kon ik jullie melden dat van de zijde van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in samenspraak met Atrium Medisch Centrum in Heerlen mij is geopenbaard dat ik niet meer in aanmerking kom voor een periodiek onderzoek naar darmkanker. Ik heb deze mededeling gemakshalve opgevat als ‘ik kan dus nooit meer darmkanker krijgen.’
Bij de uroloog zat ik vanmorgen ruim drie kwartier in de wachtkamer, werd toen bij hem binnengeroepen en stond minder dan een minuut later weer buiten: ook prostaatkanker zou niet meer mijn deel worden, mits ik de pillen blijf slikken waar ik haar op mijn hoofd van krijg en nog wat andere verschijnselen en die het PSA-gehalte van mijn bloed nu al sinds begin 2012 gestaag doen dalen – ik zit nu bijna, voor het eerst van mijn leven als man – op het niveau (4) dat door de gezamenlijke urologen van de wereld wordt aangehouden als maximaal voor een gezond persoon: ik zit op 4.6, dit voor de insiders.
Dus ben ik niet meer interessant voor de uroloog, die voor de kost graag puncties in de prostaat doet of, nog mooier: via het slurfje waar wij vroeger zoveel genoegen aan beleefden, een mes naar binnen brengen en daarbinnen eens duchtig aan het snijden te gaan. Ik zeg het maar recht voor zijn raap, zonder eromheen te draaien of doekjes om te winden, daar heeft niemand wat aan.
De pillen moet ik nog wel blijven slikken, maar die kunnen rustig door een minder persoon, bijvoorbeeld de huisarts, worden voorgeschreven. In de praktijk doet dat trouwens meestal diens lieftallige assistente. In haar ogen is het werkelijk altijd lente.
Het zou allemaal heel mooi en rooskleurig zijn als het niet een beetje laat in mijn verder wel afwisselende leven was geconstateerd.
Nou ja, niet zeuren, een gezonde oude dag is ook wat waard.
Wat jij, jonge vriend?
_______