Als ik in zo’n vliegtuig zit voel ik me doorgaans veilig. Met name wanneer je een timelapse ziet van de landingen van één dag op een middelgroot vliegveld kun je weten: de toestellen zijn veilig en bestand tegen onder andere slecht weer. En vooral: wat zijn het er véél! Je hoort wel eens dat het onderhoud bij sommige, misschien wel alle maatschappijen te wensen overlaat, en dat er wel eens door een onweersbui heen wordt gevlogen als dat een paar emmers kerosine scheelt. Maar niettemin: veel veiliger dan in een vliegtuig kun je niet zijn.
Maar als je bijvoorbeeld onderweg bent naar Chicago, dan zie je urenlang alleen de Atlantische Oceaan onder je. En daarna een hele tijd desolate ijsvlaktes in Canada. Of een van de grote meren.
Vlieg je in oostelijke richting, dan zie je onder je eindeloze in diverse kleuren bruin gehouden naam- en vormloze landschappen, in, noem maar op: Oezbekistan, Kazakstan, misschien Iran, India. En ook weer een eindeloze oceaan.
En dan heb je ook nog de vluchten die zich grotendeels in het holst van de nacht afspelen: van Mexico City naar Schiphol, ik noem maar iets.
Kortom, je voelt je echt heel veilig, en daardoor besef je nooit dat je je door te gaan vliegen begeeft in de mensonvriendelijkste omstandigheden die op aarde maar te bedenken zijn.
De meeste mensen in het vliegtuig kijken niet eens naar buiten. Het zal allemaal wel goed komen. Maar ik heb geregeld gedacht: een defect aan het vliegtuig is weliswaar vrijwel uitgesloten, maar dus niet helemaal. We hebben de ongevallen gezien, een Boeing 747 van Air India die met driehonderd mensen in de Atlantische Oceaan verdween, een Airbus van Air France die in dezelfde oceaan dook, een wat kleiner toestel dat verdween in de Indische Oceaan. Twee van die drie ongelukken werden veroorzaakt door foute beslissingen van de piloten die in het duister eenvoudigweg hun oriëntatie waren kwijtgeraakt, ondanks alle apparatuur aan boord die er is om dat te voorkomen.
De kans dat je in een oceaan valt (en dat je tijd hebt om je zwemvest aan te trekken zoals geïnstrueerd, en of je er wat aan hebt), in een onherbergzame streek op een bergtop terecht komt, verwikkeld raakt in een woeste oorlog, een noodlanding moet maken in een gebied waar je binnen de kortste keren doodvriest of omkomt van hitte en dorst, die kans is klein maar aanwezig.
Niemand in je vliegtuig is er op voorbereid, iedereen zit lekker te slapen of een borrel te drinken en met de iPad te spelen en de meeste mensen zijn nauwelijks gekleed omdat het in het vliegtuig altijd warm is. Buiten is het 65 graden onder nul, om ons heen is volstrekt onvoldoende zuurstof aanwezig voor de ademhaling, we vliegen met een snelheid van 250 meter per seconde door een duister zwerk, en/of boven uiterst mensvijandig terrein, we zijn volledig afhankelijk van een prachtig maar gecompliceerd stuk techniek, we worden gedragen door een heel eenvoudig principe, namelijk dat de vleugels door hun vorm hoog in de ijle lucht worden gehouden en dat de cabine daartussenin hangt en meevliegt – en we zijn volledig aangewezen op ons hulpeloze zelf.
Twéé vleugels. In 1981 viel een Fokker F28 vlak naast een chemische fabriek bij Moerdijk uit de lucht, nadat het toestel in een onweersbui een van de vleugels was kwijtgeraakt. De rampplek toen zag er net zo uit als die van vlucht MH17 van nu. De zeventien inzittenden van de Fokker waren óók op slag dood.
Ik zag vorige week een naar verluidt in Oekraïne opgenomen kort filmpje op internet waarop je een vliegtuig ziet neerstorten met één intacte vleugel; de andere stond in brand.
Geraakt door een raket of niet: met één vleugel kun je niet vliegen.