Voor houders van een jaarkaart was de Kerkraadse dierentuin GaiaZOO vrijdagavond geopend. Een buitengewoon ongelukkige keuze, gezien de wolkbreuk die zich tijdens het zich in de openlucht afspelende evenement ontlaadde boven de plaats des onheils.
De ongebruikelijke avondopening had wel een leuk doel: de vaste klanten alvast kennis te laten maken met de nieuwe, vandaag, zaterdag 28 juni, officieel open te stellen afdelingen van de dierentuin, te weten het wolvenverblijf en de afdelingen met ‘foute dieren en vreemde vogels’. Dat laatste is een schitterend vormgegeven volière waarin enkele tientallen felschreeuwende halsbandparkieten al helemaal thuis zijn en ook andere vogels die hier ‘niet thuishoren’ bijeen zijn gebracht. De mandarijneend, de Carolina-eend en wellicht ook de Nijlgans zullen er een plekje vinden, de heilige ibis en de Koreaanse bosfazant.
In een aangrenzend verblijf zie je wasberen rondscharrelen en er komen ook Amerikaanse stinkdieren bij.
Van de ene ‘voute fogel’ zijn er meer dan honderdduizend in Nederland, van de andere enkele tientallen. Sommige zijn er al tientallen jaren, andere pas een jaar of veertig. Dieren van de nieuwe afdelingen van GaiaZOO zijn overigens afkomstig uit andere dierentuinen, en dat is een van de principes van de tuin: er is geen enkel in het wild geboren dier te vinden.
Heel veel ‘foute’ dieren zijn ooit als huisdier het land binnengekomen en daarna ontsnapt. Werkt GaiaZOO er niet aan mee dat we ook in Zuid-Limburg wilde populaties van deze dieren krijgen? Al zien de nieuwe verblijven er zo uit, dat je wel buiten een fout, ook een heel slim dier moet zijn, wil je eruit ontsnappen. Ik kan nergens een antwoord op die vraag vinden.
De drommen vaste klanten trotseerden vrijdagavond de gestaag neerdrenzende regen en de vroeg invallende duisternis om vooral de nieuwe roedel wolven te zien, ook allemaal met een eigen verblijf. Wie die beesten van dichtbij bekijkt, ziet dat honden er wel erg verre verwanten van zijn. Op een drafje lopen ze heen en weer in hun nieuwe gebied, de grootste wolf kijkt voortdurend met ongeruste blik en in de nek gevleide oren naar de grote groepen mensen die zich verdringen achter de ramen die langs het verblijf zijn aangebracht en die allemaal foto’s met flitslicht maken.
Mooi, dat gaan we later allemaal wel eens rustig bekijken.
We nemen een omweg naar de uitgang, via de Taiga, een deel van de tuin dat zich altijd in diepe rust mag verheugen, en dat voorzien is van woest ruiende muskusossen, dito rendieren, replica’s van prehistorische mammoeten, neushoorns en reuzenherten. Via de schitterende vijver waar je bevers ziet rondzwemmen – in het halfduister glinsteren ze en glijden ze als enorme slakken over de dammen van hout het water in – komen we weer uit in de grote drukte, waar de glimmende kletsnatte met vrolijk geruite kleedjes gedekte tafels klaar staan voor het nuttigen van de producten van de barbecue, en nagenoeg onbezet blijven.
Terwijl het hevig begint te hagelen rijden we huiswaarts met de conclusie: de thuisblijvers hadden ongelijk, maar bleven wel droog.
________