Als de oude vertroiuwde metrotrein van Russische makelij het station binnendendert kun je degene die gaat opstaan al zien: het is altijd iemand die rechts van de deur, tegenover de openrammelende schuifdeuren zit en op de uitkijk lijkt voor de eerste de beste reiziger met een lichamelijke uitdaging die instapt en in het vervaarlijk schommelende voertuig gegarandeerd niet staand overeind kan blijven. De betrokkene staat onmiddelijk op, krijgt een dankbare glimlach van de lichamelijk uitgedaagde en reist verder, hangend aan een lus.
Dit is Boedapest, een stad van vriendelijke voorkómende mensen. Ze trekken een verdrietig gezicht als je vraagt of ze Engels of Duits spreken, ‘ik had zo ontzettend graag een geanimeerd gesprek met je gevoerd over de ingewikkelde structuur van deze razende wereldstad, maar ik spreek geen woord over de grens’, zo kun je die gelaatsuitdrukking het beste omschrijven. Een enkeling kent wel iets anders dan Hongaars en spreekt ons dus zelf aan in het Engels, naar welke halte van de metro zijn we op zoek, wil hij weten en hij wil al meelopen naar de plek waar lijn 3 stopt, richting Nagyváros Tér.
In een andere metrotrein die later op de dag voor onze neus stopt wordt de lichamelijk uitgedaagde niet alleen plaats aangeboden, maar is er ook iemand die de verheugde gehandicapte reiziger bij de arm pakt en naar haar plaats geleidt.
In een doodsjiek café-restaurant aan Andrássy Utca, Callas genaamd, waar we, voor de somma van omgerekend 3 euro 50, twee zeer verzorgde cappuccino’s nuttigen, is er meteen iemand bereid om te uitgedaagde te wijzen op de mogelijkheid gebruik te maken van een aangepast toilet op de begane grond, in plaats van een trap te moeten bestijgen naar de gewone toiletten.
In het verkeer hetzelfde. Je hoeft als voetganger maar aanstalten te maken om over te steken en je ziet de aanstormende auto’s in de verte al inhouden en geduldig wachten tot we voorbij zijn, zebrapad of niet. We zien waarschuwingen dat trams altijd voorrang hebben, ook op voetgangers, maar de tram stopt wel degelijk als je oversteekt.
Het is trouwens ook in andere opzichten een beschaafd en elegant land. Dat geldt natuurlijk bij lange na niet voor iedereen en alles – maar zelfs de mevrouw die de ultrarechtse partij Jobbik in het Europees parlement wil gaan vertegenwoordigen ziet er op de affiches keurig uit, een vriendelijke blonde dame, met innemende oogopslag, ze is trouwens ook ‘Dr.’ Morvai Krisztina.
Natuurlijk lopen bij de heersende temperaturen vele piepjonge meisjes vrijwel naakt over straat, onder hen de nodige toeristen. Maar het oog valt toch vaker op mooie vrouwen op prachtige schoenen, modieus gekleed in niet al te opvallende kleding in geraffineerde gedekte kleuren.
De hitte verhindert intussen ambitieuze plannen om de stad verder te verkennen, het blijft hoe dan ook bij een paar kleine hapjes uit een fantastisch copieus menu.