Neem nou bijvoorbeeld de natuur te Hongarije. Ik kom daar op na een dagje over het ijl-lichtgroene water van het Balatonmeer staren en ook overigens de ogen de kost geven. Het is er werkelijk vergeven van de dieren.
Daar is ten eerste een ook alweer heel ijl lichtgroen beestje ter lengte van halve millimeter dat op dit moment een beetje doelloos over mijn hand wandelt. Als je het wegveegt is er niks van over, toch moet het hart, longen en lever hebben, hoe bestaat het.
Er vliegt en kruipt veel meer, muggen, vliegen, libelles, bijen, wespen en allerlei andere types insecten die ik nog nooit heb gezien en ook niet hoef terug te zien.
De boerenzwaluwen willen dat juist wel, die hoeven niet eens hoog te vliegen om razendsnel een maaltje bijeen te happen voor de jongen in de tientallen nesten onder de dakrand van een van de gebouwen op de camping Eldorado in Badacsony.
Wat ook rondvliegt zijn trouwens de pluizen van de populieren, maar die eet niemand.
Dan zijn er de visjes, die ik graag aanzie voor jeugdige exemplaren van de fogás, de snoekbaars dus, maar ik kan me (en zal me ook wel) vergissen. Bij vele honderden drommen ze samen in en ook wel eens óp het water langs de oever van het meer, waar ze zich tegoed doen aan de algen op de stenen vlak onder water.
Ik leer hier aan één stuk bij. Zo dacht ik dat eenden vegetariërs waren. Maar ze blijken heel handig in het bijeen happen van hun ontbijt tussen de honderden razendsnelle visjes. En er zijn er meer die hier vissen. Een sterntje maakt er een hele show van, het vliegt traag wiekend een rondje buitengaats en keert dan terug, draait een scherpe bocht en gelijk een duikvlucht en hapt trefzeker aan het wateroppervlak een visje weg, dat het meteen doorslikt.
Een prachtig zilverreiger komt elke dag enkele malen op een nabij piertje staan en neemt zo deel van de spartelende maaltijd. Zelfs een waterslang steekt de kwaaie kop boven water uit, alvorens toe te happen.
’s Morgens heel vroeg staat op hetzelfde piertje een aalscholver zijn vleugels te drogen, is dus al succesvol onder water geweest.
Eenden vliegen agressief elkaar achterna, als twee jachtvliegtuigen tijdens de Battle of Britain, je wacht in spanning af, maar ze landen allebei en zijn kennelijk meteen volledig vergeten wat ook weer de aanleiding was tot het luchtgevecht.
Om half zes waggelt een grote mannetjeszwaan uit het water en gaat een beetje uitnodigend staan kijken. Maar we weten het: niet voeren! Teleurgesteld druipt hij enkele minuten later af, maar is een half uur later terug met meer argumenten, te weten vrouw en kinderen: zes stuks heel lichtgrijze bolletjes wol achter die statige zwaan.
Als ook dan ons hart van steen blijft, vertrekken ze allemaal weer, de kleintjes achter moeder aan, vader enigszins terzijde. Ze verdwijnen achter een verre rietkraag.
De koekoek is er ook. En de wielewaal.
Dudeljo!