Omdat mij wel eens voor de voeten geworpen wordt dat ik erg veel te klagen heb, wilde ik daar vandaag weer eens volledig aan voldoen, maar toch eerst laten blijken dat ik inmiddels met volle teugen geniet van wat Praag zoal te bieden heeft.
Bijvoorbeeld dat er werkelijk zo ongeveer op elk uur van de dag te genieten valt van allerlei soorten muziek, ten gehore gebracht door musici van eerste soort; zo zie ik dat er deze week in de Smetanazaal van het Presentatiegebouw op het Plein van de Republiek, een zaal die geroemd wordt om zijn unieke akoestiek, de Chinese pianist Lang Lang een concert zal geven – mijn voorkeur gaat natuurlijk naar Valentina Lisitsa, maar je kunt niet alles hebben en ik heb toch geen gelegenheid om een concert in genoemde zaal bij te wonen, en zo voort.
Dat presentatiehuis is de koortsdroom van de Jugendstil-architect. Je zou kunnen sneren over de roomtaartachtige allure van het trotse gebouw, maar vergelijk het eens met de grauwe communistenburchten die plompverloren in het stadscentrum zijn neergezet. Die passen nergens – het Presentatiegebouw daarentegen is de harmonische voortzetting van de zwarte kruittoren waar het aan vastzit. Soms is wel geprobeerd achteraf iets te doen aan de humorloze bureaucratenkolossen, maar veel heeft niet uitgehaald.
Maar ik zou vrolijk zijn, alvorens uit te halen naar het openbaar vervoer.
Op de boerenmarkt is Hollandse brokkelkaas te koop.Op diezelfde markt verkoopt een schattig meisje de mooiste tomaten die ik ooit heb gezien. Daar staan ook elke godsgeslagen dag twee mannen te dansen en te spelen op uitzinnige nauwelijks te tillen panfluiten, gehuld in alle klederdrachten van Indianen uit alle Amerika’s bij elkaar.
In het enorme café van het Presentatiehuis zie ik een keurig aangeklede meneer en mevrouw – hij drinkt, om 10 uur ’s morgens, een groot glas rode wijn en kijkt spiedend rond, zij een glas cola en kijkt streng naar hetgeen hij bekijkt.
Het gaat mij vooral om die zaal, hel verlicht door fraaie kroonluchters – in 1910 of daaromtrent moet dit iets revolutionairs zijn geweest. Op de Tit5anic was er ook zoiets. Het dondert niks dat de Apfelstrudel nergens op lijkt, moet je die maar in Wenen eten. (Ik verheug me nu al op de Palatschinken in Boedapest, die in Duitsland trouwens Kaiserschmarren heten.)
Dan toch het openbaar vervoer. Praag heeft een compleet museum van de tram rondrijden, van lompe bakken uit de communistentijd die aan Jan Palach doen denken en aan Vaclav Havel tot moderne knieltrams met flatscreens vol reisinformatie. De metrotreinen blijken oude bekenden: precies dezelfde rijden nog altijd in de ondergrondse van Moskou.
Hoe zal ik het kort samenvatten? Je hebt het in meer steden, dat je het ‘spoorboekje’ alleen maar kunt begrijpen als je het niet meer nodig hebt omdat je de weg weet. Wij staan hulpeloos te kijken naar onbestemde lijsten met onuitspreekbare haltes en nemen lijn 29 alsnog de verkeerde kant op – en in de metro word je eenvoudig aan je lot overgelaten. Tot je toevallig in die gangen een eenzame medereiziger tegenkomt die zeer verlegen is met de afwezigheid van enige kennis van de meest voor de hand liggende vreemde talen (een euvel dat vele Pragers aankleeft) en ons per ongeluk de juiste ondergrondse gang naar het gewenste station wijst.
Waarna we dus met de bovengrondse tram alsnog de verkeerde kant op reizen.
Zo zie je nog eens wat.
________
hhBest